nog druk bezig is om geld te reserveren voor de toekomst. Het
lijkt ons dan ook van het grootste belang dat het beleid dat
zo voortvarend is ingezet in deze kabinetsperiode, wordt
gecontinueerd. Ook in de toekomst zullen steeds meer ouders
blijvend deelnemen aan het arbeidsproces en de vraag naar
kinderopvang wordt mede daardoor alleen maar groter.
Rest mij nog te zeggen dat de PvdA-fractie alle betrokken
instellingen en ambtenaren wil complimenteren voor de enorme
inzet die er is geweest om deze plannen voor te bereiden en
nu ook nog ten uitvoer te brengen. Uiteindelijk is ons geza
menlijk doel te komen tot een kwalitatief en kwantitatief
goede kinderopvang in het belang van alle deelnemers.
De heer Oreving: Mijnheer de voorzitter, waardering voor de
.rapportage zoals die voorligt. De bedrijfsopvangplaatsen
blijven op dit moment helaas wat achter. Ik hoop dat dat in
de toekomst zal bijtrekken. Met het oog op de toekomst maakt
mevrouw 'd Ancona, de verantwoordelijke minister, zich ook
enige zorgen over of er voldoende geld bij het rijk in de
toekomst zal zijn voor de kinderopvang. Ik wacht dat rustig
af, maar ben er wel enigszins bezorgd over. Het moet niet zo
worden dat wij als gemeente straks voor relatief hoge kosten
komen te staan, dan wel dat de kindplaatsen als zodanig nog
duurder zullen moeten worden dan dat ze op dit moment al
zijn. Dit neemt niet weg dat ik graag wil instemmen met de
rapportage zoals die voorligt.
Ten aanzien van de tussenschoolse opvang geeft dit rapport
geen duidelijkheid. Dat brengt ook met zich mee dat ik op dit
moment heel duidelijk nog een voorbehoud wil maken voor de
f 5 ton die in het nieuw beleid opgenomen is en volgende week
aan de orde zal komen. Als ik kijk wat er al gezegd is over
dat bedrag, is het bijna onontkoombaar dat dat zo vastgesteld
zal gaan worden. Ik houd wat dat betreft toch nog even een
slag om de arm, omdat ik vind dat wij als gemeente in een
ontzettend moeilijke financiële situatie zitten, waarbij wij
echt dingen tegen elkaar zullen moeten gaan afwegen. Ik denk
dat er dan ook gewoon gekeken moet gaan worden of wij de
armslag op dit moment hebben dat wij ons meer dan f 2 miljoen
aan nieuw beleid voor het jaar 1993 kunnen veroorloven.
Dus op dit punt nog een voorbehoud.
Mevrouw Van Ulzen: Wij stemmen in met de rapportage. Wij
hebben waardering voor de wijze waarop de SKL uitvoering
geeft aan haar taak. Wij kunnen echter niet nalaten te wijzen
op de mogelijkheid dat het rijk in de toekomst minder of
geheel niet zal blijven meebetalen. Blijft het dan voor de
84
gemeente Leeuwarden nog mogelijk zo fors te investeren in de
kinderopvang? Zeker ook gezien de toekomstige bezuinigingen.
Ik denk dat wij hierover te zijner tijd nog met toekomstige
wethouders moeten praten in de commissie. Wij zijn bekend met
het feit dat de ouderbijdrage landelijk wordt vastgesteld,
maar vinden deze bijdrage ongelooflijk nivellerend. Wij
denken dat dit in de toekomst ook een probleem gaat geven,
omdat de mensen met de hogere inkomens zullen uitwijken naar
de eigen mogelijkheden. Ik denk niet dat wij ons dat kunnen
veroorloven
Wij zullen de volgende week instemmen met het nieuw beleid
met betrekking tot kinderopvang, maar zijn er nogal somber
over of dat in de toekomst ook mogelijk zal blijven.
De heer Koopaans (weth. Voorzitter, ik denk dat ik om
tijdswille kort ga reageren op de vragen die gesteld zijn.
Alle fracties hebben ingestemd met de rapportage zoals die
hier ligt. Er zijn een aantal zaken overgebleven. Zo is er
door alle fracties expliciet gesteld dat zij akkoord gaan,
behalve de WD-fractie, met de bijdrageschaalDe WD-fractie
heeft gezegd dat zij die bijdrageschaal te nivellerend vindt.
Dat geluid heb ik in de commissie ook heel duidelijk verno
men. (Mevrouw Ven Olzen: Wij gaan wel akkoord, maar wij
hebben de opmerking gemaakt dat wij dit erg nivellerend vin
den
Men heeft ook gevraagd de pogingen om te komen tot meer
bedrijfsopvang over een half jaar in de commissie te rappor
teren. Dat wil ik de raad graag toezeggen.
Wat betreft de lovende woorden aan het adres van de SKL en de
ambtenaren van de afdeling Samenlevingszaken, daar ben ik het
van harte mee eens en ik zal de desbetreffende lof graag
overbrengen.
De heer De Jong heeft nog gesproken over de kwaliteitseisen.
Hij heeft er op gewezen dat die met name door de GGD wordt
uitgevoerd en hij hoopt dat dit op een goede wijze gebeurt en
wij geen toestanden krijgen als in Rotterdam. Ik heb daar
niet zoveel angst voor, ik denk dat het hier een beheersbare
zaak is.
Er is gevraagd naar de toekomst en de toch wat onzekerheden
ten aanzien van de bijdrage van WVC. Daar kunnen wij op dit
moment niets van zeggen. Het is wel zo dat wij voortdurend
contact hebben met het departement om uitsluitsel te krijgen.
Dat gaat dan met name over de compensatieregeling. Op korte
termijn hebben wij een gesprek met het departement. Zodra wij
85