begonnen met te constateren dat wij de afgelopen jaren vanwe ge het ontbreken van voldoende geld wat vertraging hebben opgelopen met betrekking tot de opbouw van de budgetten die wij nodig achten voor de uitvoering van onze milieumaatre gels. Zij pleit ervoor om te bezien of wij dat de komende jaren kunnen inhalen. Ik neem op dit moment kennis van het standpunt van haar fractie. Wij zullen dat zeker betrekken bij de plannen die daar in de toekomst voor worden gemaakt. Ten aanzien van het gebruik van de allesbranders heeft zij verwezen naar dat wij daar in voorlichtende sfeer dit jaar wat aan wilden gaan doen, maar dat voor wat betreft het instellen van het verbod wij ons conform de prioriteitsstel ling eerder richten op 1995/1996. Het lijkt dat de minister eerder met een maatregel zal komen. Het verzoek van mevrouw Dikken is of het mogelijk is om in de commissie een discussie te hebben over de haalbaarheid van een dergelijke maatregel als de gemeente vooruitlopend op het ministeriële verbod die stellingname zou innemen. Ik denk dat het instellen van een verbod als zodanig niet zo geweldig ingewikkeld is, maar het gaat hier vooral om de handhaafbaarheid. Het is goed om daar met elkaar van gedachten over te wisselen voordat wij anders dan in voorlichtende zin allerlei maatregelen gaan treffen die dan vervolgens niet uitvoerbaar zouden kunnen zijn. Ik zeg mevrouw Dikken toe dat daarover in de commissie van gedachten zal worden gewisseld. De evaluatie, inbreng MUP. De heer Heins neemt, net als mevrouw Dikken, een voorstel op over de stellingname van zijn fractie over de nieuw beleids voorstellen. Daar neemt het college nu kennis van, wij zullen daar zeker op terug komen. De heer Heins heeft gevraagd naar het potje van f 30.000, voor milieu-initiatieven die daar het volgend jaar voor het eerst voor zijn vrijgemaakt. Wij zijn voornemens om daar enige criteria voor te formuleren. Dat zal zeker niet tot in het zoveelste cijfer achter de komma vastgelegd precies zijn, ik denk dat wij daar een globaal eenvoudig schema voor moeten hebben. Ik begrijp uit zijn stellingname dat het college de ruimte krijgt om dat in te vullen en dan vervolgens regelma tig verslag doet op welke wijze wij de verschillende initia tieven in de lijn van de ons voorgestelde duurzame ontwikke ling zullen gaan aanwenden. Interne milieuzorg. De heer Heins constateert dat het hier gaat om een groot bedrag, f 2 ton. Daar heeft hij gelijk in. Toch wil ik er op wijzen dat wij die discussie in het verleden gevoerd hebben. Wij hebben eerder een ander bedrag vastgesteld ten behoeve van de interne milieuzorg voor de Dienst Stadsbeheer. Gecon 90 stateerd is, toen wij aan uitwerking toe kwamen, dat dit toch een stukje ingewikkelder was dan wij dachten. U weet onge twijfeld nog dat vanuit de ambtelijke organisatie al eens eerder op een hele korte maar op zichzelf nuttige manier is gekeken naar welke dingen wij op korte termijn zouden kunnen invullen. Daar wordt ook aan gewerkt. Maar tegelijkertijd constateren wij dat met name de Dienst Stadsbeheer nogal wat meer heeft dan de vraag welke soort papier zij gebruiken. Je praat hier over een technische dienst met apparatuur, met auto's, met een werkplaats en alles wat daarop en aan zit. De ervaring is dat dat helaas kostbaarder is dan wij hadden gehoopt. Er is een voorstel gekomen om dit bedrag daarvoor uit te trekken. Ik dacht dat dit voorstel in de commissie besproken was. Wij hebben gemeend in de lastigste dienst - als ik het zo mag zeggen, voor wat betreft de milieucompo nenten - dat voor te moeten stellen. Als het beeld voor die dienst duidelijk is, is de aanname dat dan naadloos de nog resterende relevante dingen die voor de andere diensten ook gelden, kunnen worden overgenomen. Dus dit onderzoek, waarvan wij zelf hebben geconstateerd dat het lastiger is dan wij dachten en daarom is het ook niet verstandig om het zelf uit te voeren. Dat is de reden geweest waarom dit besluit zo genomen is. Het verbaast mij wel dat dit beeld niet meer beschikbaar was bij de heer Heins. Overigens is er geen enkel bezwaar om binnenkort over de stand van zaken en de inhoud van het onderzoek te rapporteren in de commissie. Evaluatie MUP en afstemmingsoverleg. Dat gaat inderdaad om forse bedragen. Ik wil nu niet in de discussie gaan of het f 175.-, f 185.- of f 205.000,is. Misschien is het goed om aan te geven waarom die forse bedragen worden opgevoerd en wat onder dat budget moet worden begrepen. In de eerste plaats is het milieu een nieuw beleidsveld. Dat heeft ertoe geleid dat wij de afgelopen jaren nogal wat nieuwe initiatie ven hebben genomen, nieuwe beleidsonderzoeken hebben ver richt. Het gaat om groot geld, om het zo maar eens te formu leren. We hebben van het begin af gezegd, het is heel goed dat je taken oppakt, maar omdat het een nieuw veld is weet je niet precies wat de efficiëntie is van de wijze waarop je het oppakt en of er voldoende rendement aan verbonden is. Het is dus goed om voortdurend heel kritisch te blijven kijken naar welke maatregels je allemaal inzet en op welke wijze je die uitvoert. Je moet vooral zo snel mogelijk zien of dat niet efficiënter en goedkoper kan. Ik denk dat dat een goede zaak is Ten tweede is het zo dat in ons Milieubeleidsplan het milieu beleid breed gedefinieerd is, dat wil zeggen dat wij natuur lijk niet sec gekeken hebben naar wat de meest specifieke 91

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 46