milieu-afdeling aan taken heeft. Wij hebben gezegd, het gaat veel verder, het gaat om de doorwerking van de milieudoel stellingen in de andere beleidsvelden. Wij hebben het dan met name over hoe kan de ruimtelijke ordening bijdragen aan duurzame ontwikkeling, hoe kunnen beheerafdelingen daaraan vorm geven, hoe kan onderwijs middels milieu-educatie daaraan vorm geven? Dan is het zo simpel om te zeggen, wat wij vast stellen nemen die afdelingen allemaal soepel over. Wat de ervaring is, is dat die mensen jarenlang zo hebben gewerkt er toch die nieuwe beelden moeten krijgen. Dat betekent dat zij naar cursussen moeten, dat ze begeleid moeten worden om die omslag van dat eigen pakket in de richting van het milieuden- ken te maken. Nog even afgezien van de noodzaak om bij het maken van de begrotingen ook dat punt in onderling overleg goed tot stand te brengen. Al dit soort aspecten, opleidin gen, cursussen en overleg, zitten in dit budget. De bestaande diensten hebben dit structureel op langere termijn binnen.*hun begroting. Op dit moment is het voor velen een nieuwe activi teit en dan is het verstandig om het snel ingevoerd te krij gen daar wat middelen voor beschikbaar te stellen. Dat is de achtergrond. In 1992 hebben wij dit voor de sector Ruimtelij ke Ordening gedaan, voor dit jaar worden de afdelingen Bouwen en Groenbeheer daarbij betrokken. Dat kost, eenmalig is de bedoeling, geld. Wellicht is het goed om nog eens te wijzen op het feit dat wij bij de evaluatie van het plan de ervarin gen van 1992 nog eens heel kritisch zullen bekijken. Daar zullen wij uiteraard in de commissie verslag van doen. Mevrouw Dikken: Wij zijn blij met de toezegging van de wet houder dat wij over de allesbranders nog een keer kunnen praten in de commissie. Op zich is de uitleg die de wethouder geeft over de bedragen die er staan voor evaluatie wel logisch, maar niet erg in zichtelijk. Voor 1993 moeten wij daar eigenlijk wel schoor voetend mee akkoord gaan. Ik zou toch wel graag willen dat wij de gegevens, die op tafel komen voor het MUP 1994, eerst nog eens bespreken in de commissie. Op die manier kunnen wij de bedragen die daar dan weer voor worden geraamd - alhoewel de wethouder in eerste instantie zegt dat het eenmalig is - kritisch tegen het licht houden. Dit legt namelijk op het totale bedrag nogal een groot beslag. De heer Heins: Volgende week, de 27e, hebben wij een commis sievergadering milieu. Ik kondig nu al vast aan dat wij in de rondvraag een vraag zullen stellen over wat meer informatie over hoe die interne milieuzorg is geregeld. Wellicht dat het dan wat beter uitgelegd kan worden. 92 De heer Burg: Misschien dat de heer Heins een andere agenda heeft dan wij, maar ik geloof niet dat hij juist is met die vergaderdatum van de commissie. Ik wou mij aansluiten bij de opmerking van mevrouw Dikken in tweede termijn. Dat zal u niet verbazen, want dat komt pre cies neer op wat ik in eerste instantie heb gevraagd, name lijk een evaluatie van de bedragen die ik genoemd heb voor wat betreft 1992. Ik heb het gehad over aannames, op de afde ling is zelfs gesproken over natte vingerwerk. Dus het is helemaal niet zeker dat deze bedragen voor deze posten ook daadwerkelijk nodig geweest zijn. Ik wil dus voorkomen dat wij nu voor 1993 besluiten gaan nemen die gebaseerd zijn op gegevens die wij over 1992 niet kunnen nagaan of ze juist zijn geweest. Vandaar dat ik gevraagd heb om op redelijk korte termijn daar in de commissie van gedachten over te wisselen. De heer Timmermans (weth.Voorzitter, ik begrijp dat de heer Heins volgende week dit graag uitgelegd wil hebben, dat zal ietsje later worden. Mevrouw Dikken vraagt of wij voor wij het werkprogramma van 1994 inzicht krijgen in wat er nu precies gebeurt en of het op die wijze moet. Ik dacht dat ik in mijn eerste instantie al wat verder ging door daarvoor de evaluatie 1992 aan de orde te stellen en ook gelijk al over hoe het in 1993 gaat en zeker hoe wij moeten handelen in 1994. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Punt 33 (bijlage nr. 29). Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter: Dit is de laatste raadsvergadering waar de heer R. Terpstra in aanwezig is, als wij ten minste geen 93

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 47