van de raad zich uitgesproken hebben ook in de toekomst werkelijk inhoud te geven aan de lijnen die hier getrokken worden. Ik liep aan tegen een tekst van een brief die in november van het vorig jaar door Dr. Yitzhak Arad, voorzitter van het Directoraat van Yad Vashem in Jeruzalem, gestuurd is aan Helmut Kohl, de Bondskanselier van de Duitse Bondsrepu bliek, waarin bezorgdheid werd uitgesproken over ontwikke lingen die zich met name in de Duitse Bondsrepubliek manifes teren. Niet alleen daar, maar daar gaat de brief over. De brief eindigt met de woorden van de Duitse dominee Martin Niemöller, die voor de oorlog jaren heeft doorgebracht in Duitse concentratiekampen en waarvan de tekst nog altijd van een hele hoge actuele waarde is. Die luidt namelijk als volgt: "Zij vervolgden de communisten en ik protesteerde niet, want ik was geen communist. Zij vervolgden de socialis ten en ik protesteerde niet, want ik was geen socialist. Zij vervolgden de leiders van de arbeidersbeweging en ik protes teerde niet, want ik hoorde niet tot die groep. Zij vervolg den de Joden en ik protesteerde niet, want ik was geen Jood. Toen kwamen ze voor mijEr was niemand meer over om daar tegen te protesteren." Ik denk dat het initiatief dat een groep uit uw midden geno men heeft, zorgt dat het gesprek in deze raad van vandaag het lokale belang wederom ontstijgt, het geheel plaatst op een niveau waarin we met een grote mate van eensgezindheid moeten proberen een toekomst te creëren in het belang van onze burgers, van onze kinderen en van degenen die in de toekomst deze stad zullen bevolken. Er is voor ons individueel, maar zeker ook in de gezamenlijkheid van de gemeenteraad, nog ongelooflijk veel te doen. Ik zou graag hiermee datgene doen dat u van mij verwacht. (De voorzitter ondertekent het manifest.) Terugkerende tot de werkelijkheid van vandaag, hoewel ook dit een stuk werkelijkheid was, zal ik mij aan de beantwoording van de algemene beschouwingen wijden, voor zover het mijn portefeuille en mijn verantwoordelijkheid betreft. Ik wil mij graag aansluiten bij de degenen die dank hebben uitgesproken aan het adres van de ambtenaren en in enkele gevallen ook met verwijzing naar de moeilijke omstandigheden waarin ons apparaat vaak zijn werk moet verrichten. Ik kom bij mevrouw De Haan, die een boeiende en waardevolle beschouwing heeft gegeven aan de bestrijding van de crimi naliteit. Het is niet in eerste linie behorend tot de vrije beleidsmarges van de gemeente, hoewel waar je praat over het voorkomen van criminaliteit, het wel degelijk een stuk eigen verantwoordelijkheid van diezelfde overheid is. Niettemin zitten in haar betoog een aantal elementen, ik denk aan haar verwijzing naar de professionele misdaad en zo zijn en nog 70 een paar zoals vermogensdelicten, die vooral de verantwoor delijkheid betreffen van het Openbaar Ministerie. Ik wil haar dan ook erg graag toezeggen dat ik de tekst van haar algemene beschouwing onder de nadrukkelijke aandacht zal brengen van de Hoofd-Officier en van de Procureur-Generaal, die zoals u weet deel uit maakt van de Vergadering van Procureurs-Gene raal en waaruit lijnen getrokken worden voor het justitiële beleid, om daarmee aan te geven welke gevoelens vanuit de lokale samenleving onder woorden gebracht zijn. Ik zal op een aantal punten nog nader terugkomen. Mevrouw De Haan heeft onder andere gesproken over de reorga nisatie van de politie. Een reorganisatie die mede bedoeld is om juist die zware criminaliteit, die professioneel georgani seerde criminaliteit op een krachtdadige manier te lijf te gaan. In dat verband heeft zij gesproken over democratische inbedding, een onderwerp waar we het al eerder over gehad hebben en waar we ook in de Commissie Openbare Orde nog op terugkomen. Bij die gelegenheid kunnen wij ook nog eens nader stilstaan bij de inhoud van art. 34 van onze Politiewet, waar onder andere in staat dat de besluiten van het regionaal college en de verslagen van de vergaderingen van dat college ter kennis gebracht worden, dienen te worden, van de gemeen teraden in de regio. Zodat daar dus ook een aangrijpingspunt is om de burgemeester van de respectieve gemeente, in dit geval van de gemeente Leeuwarden, aan te spreken op zijn of haar inbreng in dat regionaal college. Daar komt nog een nieuw artikel bij: "Indien een burgemeester en de gemeenteraad van oordeel zijn, dat een besluit van het regionale college op onaanvaardbare wijze afbreuk doet aan het belang van een goede vervulling van de politietaak in hun gemeente, doet de gemeenteraad in overeenstemming met de zienswijze van de burgemeester uiter lijk zes weken na het tijdstip van totstandkoming van het besluit van zijn bezwaren blijken aan de korpsbeheerder. Deze legt die bezwaren onverwijld schriftelijk voor aan de Commis saris van de Koning." Mevrouw De Haan vraagt of de korpsbeheerder indien nodig gevraagd kan blijven worden om verantwoording af te leggen. Dat kan niet. Want dat zou betekenen dat die korpsbeheerder, die toevallig burgemeester van deze gemeente is, dezelfde verantwoordingsverplichting zou hebben in nog 30 Friese gemeenten. Dat is dus niet het geval. Daarvoor is het regio naal college in het leven geroepen, daar vindt die verant woording plaats. Maar de aanspreekbaarheid op zijn rol in het regionaal college blijft niettemin aanwezig. Mevrouw De Haan heeft een aantal voorbeelden gegeven van preventieve maatregelen die getroffen kunnen worden en ook in andere gemeenten getroffen worden met betrekking tot crimina liteitspreventie. Ik wil de toezegging doen dat ik dit onder deel van haar betoog aan de orde zal stellen in de Stuurgroep Criminaliteitspreventie. Die ook bezig is, zoals u weet, voor een deel op voorhand met de lijnen zoals u die ook zelf heeft 71

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 36