A
geknipt en ondergebracht in nieuwe eenheden. Wij hebben
ondertussen twee keer een herwaarderingsoperatie gehad. Wij
hebben het instituut van MARAPs ingevoerd. Wij hebben het
nieuw financieel informatiesysteem ingevoerd. Wij hebben de
kerntakendiscussie gehad en wij hebben een enorme versnel
ling gehad van de rapportage via de jaarrekeningen. Toen ik
aantrad moesten er nog drie jaarrekeningen worden uitge
bracht. Wij zijn inmiddels bij en ik kan u zeggen dat in de
maand februari of maart een nieuwe MARAP uitkomt over 1992
en in feite is dat de rekening voor 1992. Dat bij elkaar
genomen, kunt u begrijpen dat de werkdruk, met name in de
financiële sector, enorm groot is. Daar komt op dit moment
een herwaardering lange termijn bij. Dat leidt er toe dat
wij zeggen, laten wij nu voorzichtig zijn met het versnel
len van zaken als een ingewikkelde produktbegroting, want
dat is op zich geen kleinigheid. Het betekent weer een
omzetting van een groot deel van de financiële administra
tie. Natuurlijk moet het gebeuren, maar ik heb in de Com
missie Middelen ook gezegd, laten wij daar een klein beetje
mee oppassen en eerst zorgen dat wij de zaken goed op orde
hebben, pas dan kan dat gebeuren. Ik denk dat de relatie
met de werkdruk en capaciteit er zonder meer moet zijn.
Maar vergeleken met een jaar of vier geleden zijn wij grote
stappen vooruit gegaan. Daar ben ik van overtuigd.
De heer Bilker heeft gesproken over de situatie van het MCL
en gezegd dat hij de indruk heeft dat het MCL op dit ogen
blik veel meer zijn prioriteiten richt op het komen tot het
een-lokatiemodel dan op het verkrijgen van een tweetal
topspecialisten. Ik denk dat dat niet juist is, ik denk dat
het MCL beide doet, waarbij het doel natuurlijk is het
verkrijgen van een aantal topspecialiteiten binnen het
ziekenhuis. Maar men wil met name dat een-lokatiemodel om
kosten te besparen en dientengevolge kan men die andere
faciliteit mede betalen.
De heer Bilker heeft er ten aanzien van het personeel op
gewezen dat de werkdruk groot is en dat de politiek zich
dat moet aantrekken. Ik denk dat ik hem daar helemaal in
kan volgen. Ik verwijs hem overigens wat dat betreft naar
de antwoorden die ik mevrouw De Haan heb gegeven.
Dan zegt de heer Bilker, het personeelsbeleid op papier is
uitstekend, maar loopt het in de praktijk wel zo goed? Ook
daarbij zeg ik, dan wil ik graag horen waar het precies aan
schort. Als dat incidenten zijn binnen de organisatie, die
zullen zeker voorkomen gezien ook de werkdruk die er is,
dan wil ik die graag vernemen. Ik denk dat wij wat betreft
onze planning van allerlei zaken die wij moeten ontwikkelen
op schema liggen.
De heer De Jong is begonnen met de reorganisatie van de
welzijnsorganisaties. Hij heeft gezegd dat die voor een
gigantische klus staan om als drie grote instellingen te
zamen met een aantal kleinere instellingen tot één instel
ling te komen met bepaalde doelstellingen waar iedereen
zich in moet kunnen vinden. Ik denk dat ik dat volledig met
hem eens ben. Het is inderdaad een gigantische klus om te
klaren. De heer De Jong vraagt of het niet zo is dat het
84
college te veel op de stoel gaat zitten van de instellin
gen. Wij hebben daar in de Commissie Samenlevingszaken over
gesproken en waar het toen ging om een extern adviseur,
hebben wij heel duidelijk aangegeven dat dat een oplosbare
zaak was. Het gaat inmiddels de richting ook uit dat het
iemand wordt die van buiten komt, een onafhankelijk advi
seur. De aanstelling daarvan moet de instemming hebben van
de instellingen. Er is, gezien de financiële consequenties,
enige haast geboden. Ten eerste moeten wij met ingang van 1
januari 1994 de zaak hebben gerealiseerd. Ten tweede, wij
hebben een taakstelling opgelegd die vrij fors is, dat
betekent dat de gelden die overblijven besteed moeten
worden aan zaken waarvan het college en de gemeenteraad
vinden dat ze noodzakelijkerwijs moeten worden gedaan. Met
andere woorden, dat de zaken zodanig worden besteed dat met
name de kansarme groepen het meeste zullen krijgen. Dat
zijn twee zaken waarom wij niet zonder meer de zaak kunnen
overlaten aan de instellingen, maar er als gemeente nauw
bij betrokken moeten blijven.
De kwestie van de SBO en de impasse waarover de heer De
Jong spreekt. Ik zit mij af te vragen of er sprake is van
een impasse. Wij hebben een besluit genomen als gemeente
raad en wij hebben gezegd dat de situatie het komend jaar
blijft zoals het was en er ondertussen wordt gezocht naar
een nieuwe verdeelsleutel. Waarbij ik er aan herinner dat
de raad heel duidelijk heeft afgesproken dat het wel zo is
dat met name de wijken waar de meeste kansarmen zijn en
waar de achterstanden het grootst zijn, het meeste zullen
krijgen.
De heer De Jong heeft over de financiën van de gemeente het
volgende opgemerkt. In tien jaar tijd zijn er meer dan f 50
miljoen rekeningstekorten weggewerkt. De heer De Jong
concludeert dan, te lange tijd zijn de inkomsten te hoog en
de uitgaven te laag geraamd. Dat is toch wel een heel erg
simpele voorstelling van zaken. Ik zou er in kunnen komen
als dit in de gemeente Leeuwarden alleen speelde, maar als
je door het hele land ziet, zie je dat de problematiek
waarmee de gemeente Leeuwarden worstelt niet alleen voor de
gemeente Leeuwarden geldt, maar dat tal van gemeenten -
eigenlijk allemaal - deze problemen hebben. Ook de rijks
overheid heeft dezelfde problemen. Het gaat er duidelijk om
dat middelen afnemen en dat het uitgavenpatroon, gezien de
jaren zestig, natuurlijk heel erg hoog is. Ik denk dat de
literatuur op dat punt ook heel duidelijk moet zijn. Ik wil
er wel op wijzen dat er de laatste vier jaar bijzonder
reëel is geraamd en dat er weinig gebakken lucht zit in de
begrotingen, waarbij tegenvallers natuurlijk niet kunnen
worden uitgesloten, zo gaat dat nu eenmaal.
Dan heeft de heer De Jong gesproken over een doelmatig
beheer en een beleidsinstrumentarium dat er moet komen. Ik
ben dat volkomen met hem eens, wij werken daar ook heel
hard aan. Ik denk aan het nieuwe informatiesysteem dat wij
hebben, ik denk aan het instituut van MARAP's, ik denk aan
de snelle rekeningsuitkomsten en ik denk aan het op termijn
ontwikkelen van de produktbegroting.
De heer De Jong heeft over de lastendruk gesproken en
gezegd dat er grenzen zijn aan de lasten. Hij zegt dat de
85