zeggen dat dat op dit ogenblik niet zo voor de hand ligt, door de krappe situatie waar wij in zitten. De heer Greving heeft over de onderuitputting gesproken en gezegd dat wij dat eigenlijk niet meer als algemeen dek kingsmiddel moeten hebben. Dat zou natuurlijk een situatie zijn waar wij allemaal naar streven, met een paar kantteke ningen die ik zo nog even wil aangeven. Het betekent dat als wij dat zouden gaan doen, wij die f 2,4 miljoen, die de heer Greving heeft genoemd, nog eens extra moeten bezuini gen, want het is een structureel middel in onze begroting. Als wij zeggen, daar houden wij even geen rekening mee en dat is dan of voor de algemene reserve of voor incidenten, dan moeten wij op dit moment de f 20 miljoen verhogen met f 2,4 miljoen. Ik denk dat wij op termijn naar een zekere afschaffing van de onderuitputting moeten gaan, omdat in de praktijk blijkt dat het een strakke zaak is en het gemakke lijk mis kan gaan. Ik wil er wel op wijzen dat wij ook een tijd hebben gehad dat wij dit middel helemaal niet kenden en wij jaarlijks spraken over een begroting en voorstellen behandelden over eventueel nieuw beleid. Dan viel er wel eens wat af en dan hadden wij op het eind van het jaar overschotten in de rekening van een aantal miljoenen. Ook was het naar de raad en ook naar de burgers toe een hele vreemde vertoning te zeggen, nu hebben wij zo lang gesjoe- bat bij de begrotingsbehandeling over wat wel en wat niet kon en nu is het jaar om en hebben wij f 5 miljoen over en het waren soms nog veel grotere bedragen. Ook dat was een stuk onderuitputting dat altijd optreedt. Voor een deel is onderuitputting altijd structureel te noemen. Dus ook daar hebben wij op gewezen. Ik wil nog op een ander punt wijzen in dit verband. Wij kennen nog steeds in onze begroting de zogenaamde perspec tivische vertekening. Wij ramen jaarlijks een bedrag dat het eerste jaar f 1,2 miljoen bedraagt en dat oploopt in de reeks tot f 3,6 miljoen in 1996. U kunt dat eigenlijk beschouwen als een soort buffer voor tegenvallers. Wij - en met wij zeg ik dan het ambtelijk apparaat en ik en verder is het nog niet gekomen, dus ik moet er wat voorzichtig mee zijn - zijn het in feite met u eens dat je op termijn hier iets aan moet doen. Het knelt, dat ben ik met de heer Gre ving eens. Als wij dit af willen schaffen moeten wij een gat dekken. Wij moeten op termijn daar met de Commissie Middelen over praten en zien hoe wij daar gestalte aan kunnen geven. De motie komt één a twee jaar te vroeg. De heer Greving heeft, sprekend over nieuw beleid, de vraag gesteld of het niet zinvol zou zijn om aan te geven voor hoe lang dat nieuwe beleid zal gelden, met als achtergrond dat er dan middelen zouden vrijvallen. Dat is ook problema tisch. In de eerste plaats hangt dat af van waar dat nieuwe beleid voor wordt bestemd. Als wij met gelden nieuw beleid gaan investeren, zitten wij vast aan afschrijvingstermij nen. Dus daar kan je al niet zoveel mee. Als je gaat subsi diëren met nieuw beleid, lijkt het wat gemakkelijker, alleen zitten daar vaak personele consequenties aan vast. Ik weet niet of dat zo'n gemakkelijk begaanbare weg is. Dat zou in incidentele gevallen kunnen. Ik denk dat je gewoon van te voren in moet calculeren dat als je nieuw beleid wilt en je stopt dan je investering, je het een x-aantal 90 jaren kwijt bent. Tenzij je ruimte zou krijgen, bijvoor beeld incidenteel, voor afschrijving, dan zou je middelen kunnen vrijmaken voor de lange termijn. De heer Greving heeft ook nog gesproken over de kosten die het convenant en het flankerend beleid met zich meebrengen. Hij heeft gelijk dat wij die zaken nog moeten meenemen met de bezuinigingen lange termijn. Waarbij ik wil opmerken dat een aantal van die kosten natuurlijk incidenteel zijn. Met name flankerend beleid is niet over de hele linie structu reel, die zijn voor een deel incidenteel. Ten slotte wil ik de heer Greving dank zeggen voor zijn positieve woorden aan mijn adres. Ik ben hem daar zeer erkentelijk voor. Dank u wel. Mevrouw Vlietstra (weth.): Voorzitter, er zijn twee onder werpen door een aantal fracties aangedragen die op mijn portefeuille betrekking hebben. Ik ga er maar vanuit dat over alle andere onderwerpen de raad kennelijk tevreden is. Het eerste betreft dan het onderwijs. Door de D66- en WD- fractie is gememoreerd dat het onderwijs een grote her schikkingsoperatie te wachten staat. Dat klopt en ik ben het ook helemaal met hen eens dat dat ongetwijfeld tot de nodige reacties en discussies zal leiden. De WD-fractie veronderstelde zelfs dat het wel eens een ingrijpender operatie zou kunnen zijn dan die in het voortgezet onder wijs. Dat laatste wachten wij maar af. Wij hebben voor de zomervakantie hier in de raad de uitgangspunten vastgesteld voor het opstellen van een nieuw spreidingsplan. Daarna zijn er een aantal zaken gebeurd. Wij hebben een resonant- groep ingesteld die bestaat uit een aantal directeuren, leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en een aantal vertegenwoordigers van de Vereniging voor Openbaar Onderwijs. Die resonansgroep heeft gefunctioneerd als een klankbordgroep voor de afdeling Basisonderwijs bij het ontwikkelen van voorstellen. Bovendien hebben wij een coördinatiegroep ingesteld vanuit verschillende schoolbe sturen om te proberen de plannen op elkaar af te stemmen. Ten slotte hebben wij alle scholen (dan heb ik het over onze eigen scholen) de afgelopen maanden bezocht om ook van hen te horen hoe zij aankijken tegen de toerusting en bereikbaarheidsoperatie De stand van zaken op dit moment is dat er een concept- spreidingsplan op 9 februari 1993 in b. en w. aan de orde komt en die gaat dan vervolgens de inspraak in. De bedoe ling is dat het begin maart a.s. voor het eerst in de Commissie Onderwijs en Samenlevingszaken aan de orde zal komen. Dus wat dat betreft wordt u er op heel korte termijn concreet mee geconfronteerd. Dan zijn er een aantal specifieke opmerkingen gemaakt. De WD-fractie heeft gezegd dat zij geen voorstander zijn van het voorkeursbeleid. Dat is trouwens niet voor de eerste keer. Ik denk dat zij misschien de resultaten toch wat te weinig uitgedragen hebben. Misschien aardig voor de WD-fractie om te horen dat voordat wij het voorkeursbeleid 91

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 46