totaal hebben. Zo moet hij die opmerking van mij zien.
Wat hij zei over bedrijfseconomische regelgeving en politieke
prioriteiten begreep ik eerlijk gezegd niet.
Mevrouw Waalkens: Mijnheer de Voorzitter, wij hebben in
januari j.l. een motie aangenomen waarin f 6 ton bezuiniging
zou moeten plaatsvinden bij het Kreativiteitscentrum de
Blauwe Stoep en het Gemeentelijk Muziekinstituut Leeuwarden.
Het Gemeentelijk Muziekinstituut is gekomen met een voorstel
van f 5 ton, verder kwam zij niet, f 6 ton was er niet uit te
halen. Dus als wij met de motie van de PAL/GL-fractie die ene
ton die wij eigenlijk missen in 1994 nu al weg zouden halen,
zou dat wel een beetje merkwaardig zijn, dus nog even los van
of je er nu wel of niet tegen bent om naar inkomen lesgelden
te heffen.
Het GML komt niet verder dan f 5 ton, bij de Blauwe Stoep was
niets weg te halen, dus is de kans groot dat die beide insti
tuten in 1994 niet verder komen dan f 5 ton en dan hebben wij
dat stukje september-december wel degelijk nodig.
Ten aanzien van de motie, op zich denk ik dat wij duidelijk
zijn geweest dat wij niet inkomensafhankelijk een bijdrage
wensen voor het Gemeentelijk Muziekinstituut, dat is ook
landelijk door de Raad van State uitgesproken. Ik vind het
een beetje zwak om nu te zeggen "die arme minima", als het
landelijk is bepaald dat in dit soort gevallen niet naar
inkomen een bijdrage mag worden gevraagd, dan kun je dat bij
alles stellen en terugvoeren tot een broodje. Dus willen wij
het hierbij laten. Wij blijven bij ons standpunt om tegen die
artikelen te zijn en wij zijn ook tegen deze motie.
De heer Hieastra: Voorzitter, het antwoord van de wethouder
is mij wel duidelijk ten aanzien van zijn opmerking dat
uiteindelijk over de toekomstige bezuinigingen nog beslist
moet worden, het punt is alleen dat wij hier natuurlijk wel
een lijn zetten voor de komende paar jaar. Aangezien voor de
toekomstige bezuinigingen vrij veel op cultuur wordt afgewen
teld zou het gevaar kunnen ontstaat dat wanneer je daar geen
rekening mee houdt in de nabije toekomst, wij dan opnieuw met
deze situatie worden geconfronteerd. Dat wil ik eigenlijk nu
duidelijk maken.
De heer Hoogcarspel: Voorzitter, nog even reagerend op wat
mevrouw Waalkens gezegd heeft. In onze fractie hechten wij
eigenlijk aan het begrip van belastbaar inkomen, niet gehin
derd door enige deskundigheden over belastingzaken. Het is
18
met mijn belastingformulier zo dat ik eerst het onzuiver
inkomen vaststel en dan gaat er een heleboel af en hou je het
belastbaar inkomen over. Het belastbaar inkomen is niet
altijd - en doorgaans niet - een duidelijke weerspiegeling
van het totale inkomen wat in gezinnen en bij mensen binnen
komt. Vandaar dat wij het reële inkomen graag als norm willen
zien en niet het belastbaar inkomen. Nu heb ik gehoord dat
dit hier vroeger al eens aan de orde is geweest en dat dit in
de Commissie Middelen aan de orde zou komen. Als dat zo is -
maar ook als dat niet zo is - zou ik van het college graag de
toezegging willen hebben dat wij dit probleem in de Commissie
Middelen aan de orde stellen.
Daarbij moet ik zeggen wat de tarifering betreft bij de
kinderopvang een zodanige regeling wel geldt. Het kan natuur
lijk niet zo zijn dat je bij verschillende instellingen een
verschillend begrip van inkomen hanteert voor het vaststellen
van de tarieven.
Ik meen te weten dat in de hele overweging om tot tarieven te
komen men ook gekeken heeft naar een zekere gelijke methode
als bij de Blauwe Stoep geldt. Dat is een reden om te zeggen
dat wij ons bij dit voorstel neer kunnen leggen. Bovendien
moet ik u zeggen dat de overwegingen van de wethouder ons
hebben overtuigd, wij zullen achter dit voorstel staan.
De heer Brinks: Voorzitter, er is hier toch iets raars aan de
hand zo heb ik de indruk, want door geen enkele fractie tot
op dit moment wordt een uitspraak gedaan over of je nu minima
zwaarder, net zoveel of minder extra wilt belasten dan mensen
met hogere inkomsten. Als je kijkt naar wat het voorstel van
het college is, dan staat daar heel duidelijk: voor de minima
geldt een verhoging van de tarieven van 34%, voor de mensen
met de hoogste inkomens geldt een verhoging van de tarieven
met 18%. Dan denk ik bij mijzelf, dat is onredelijk, dat is
niet eerlijk, dat moet je niet doen, je moet minima en mensen
met hogere inkomens op de gelijke manier behandelen. Wat ik
hoor is dat niemand dat eigenlijk wil, ten minste van de
andere fracties. Ons voorstel komt er juist op neer om minima
en mensen met hogere inkomens op dezelfde manier te behande
len. Ik vraag mij eigenlijk ook af of de wethouder of het
college antwoord zou kunnen geven op de vraag: wil men dat
nu, is de wethouder het ermee eens dat minima 34% meer moeten
betalen en dat de hoogste inkomensgroepen slechts 18% meer
moeten betalen?
Verder heeft de wethouder mij nog gevraagd naar het verschil
tussen bedrijfseconomische uitgangspunten en politieke uit
gangspunten. Waar het mij om ging bij die opmerking bij
interruptie was dat de wethouder zei, je moet de bezuinigin-
19