markt. Ala er markt is in een woonwijk voor deze functie, dan komt die er en als er geen markt is komt die er niet. Dat is de lijn die wij daarvoor hebben uitgezet. Ik denk ook niet dat wij nu per situatie marktanalyses moeten gaan plegen. De heer Van Olffen vraag nog eens om te kijken of het niet mogelijk is in samenspraak met de initiatiefnemer te komen tot het alsnog afzien van de gokkast, in relatie ook tot het draagvlak in de wijk. Ik heb zojuist aangegeven dat het hier gaat om een marktafhankelijkheid. Als het bedrijf in de wijk geen positie kan vinden vanwege het feit dat er ellende enz. ontstaat, dan is dat de manier om op de kortst mogelijk termijn voor dat bedrijf daar geen boterham meer te verdie nen. Met andere woorden, het is natuurlijk in het primaire belang van de ondernemer zelf om samen met de buurt te komen tot een zodanige invulling en een zodanige bedrijfsvoering dat men met genoegen daar een patatje gaat halen. Ik denk dan ook dat dat de beste manier is om te garanderen dat er een goede samenspraak komt, beter dan wanneer vanuit het gemeen tebestuur daar, overigens nauwelijks controleerbaar, precieze invulling aan gegeven gaat worden. Het draagvlak moet de ondernemer met de wijk samen tot stand zien te brengen. De overweging van de heer Heins om te zeggen dat zijn fractie hier niet mee akkoord gaat, ik twijfel of hij dan toch niet een niet planologisch argument gebruikt om een publiekrechte lijke afweging te doen. Hoe dat gestand blijft in eventuele Arob-proceduresdaar heb ik zo mijn twijfels bij. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met de aantekening dat PAL/GL-, de D66- en de GPV/RPF/SGP-fracties geacht willen worden te hebben tegen gestemd. Punt 18 (bijlage nr. 137). De Voorzitter: Aan de orde is Planning en programmering van de woningbouw en woningverbetering 1994-1997. De heer Schreuder: Mijnheer de Voorzitter, hoewel wij op hoofdlijnen kunnen instemmen met het voorliggende raadsvoor stel toch twee opmerkingen. 46 Op bladzijde 2 en 3 wordt heel kort ingegaan op de beleids keuzes welke genoemd worden in de discussieversie van het Woningmarktplan. Er staat discussieversie en dat is op dit moment ook de enige status, dus kan dit pas na de normale - definitieve - besluitvorming als een belangrijke grondslag dienen voor de strategische woningplanning voor de komende jaren. Kan de wethouder zeggen wanneer dit woningmarktplan weer op de agenda van de Commissie Stadsontwikkeling komt? Ten tweede. Het doet mij vreugde dat wordt toegegeven, na onderzoek weliswaar, dat er geen directe koppeling is tussen het kopen van bestaande huurwoningen en het bouwen van socia le koopwoningen. Het aantal premie-A-koopwoningen blijft desalniettemin minimaal. De heer Tl—eieznz (weth.): Voorzitter, de heer Schreuder heeft gelijk als hij constateert dat de uitgangspunten, die ten grondslag liggen aan de voorstellen, staan geformuleerd in de discussienota. Daarmee zijn ze niet definitief vastge steld, maar het leek, gelet op de aard van de discussie die wij daar al over in de commissie hebben gevoerd, toch zinvol, in ieder geval voor het eerstkomende jaar, in feite met een doorkijkje naar de andere jaren, hoewel die laatste jaren steeds meer beïnvloed kunnen worden door de visie die wij op dat moment hebben. (De heer Schreuder: Waar het mij om gaat ia dat het daar to kort staat en het volgens mij lang niet volledig ia. Op elk punt zijn er, denk ik, belangrijke aante keningen te makenDaarom wil ik deze opmerkingen vanavond plaatsendat niet de indruk mag bestaan dat door het zo kort te noemen wij het hele verhaal op papier hebben.) Het is zeker niet de bedoeling om middels deze verwijzing de raad voor de toekomst vast te leggen. Het is een benadering ge weest op grond van de ideeën die er nu zijn. Ze staan inder daad kort geformuleerd, maar de discussie komt nog. Ik kan op dit moment niet precies overzien wanneer het definitieve woningmarktplan gereed is, maar ik stel voor dat wij dat in de eerstvolgende commissievergadering meedelen. Ten aanzien van de premie-A-koopwoningen hebben wij al vaker een discussie gehad. Aanvankelijk leken onderzoeken aan te geven dat er binnen Leeuwarden weinig behoefte aan was, de markt vroeg daar ook niet naar, dit in combinatie met het gegeven dat wij de indruk hadden dat met name de verkoop van de dure huurwoningen dat marktsegment zou dekken. Dat blijkt bij nader onderzoek niet het geval te zijn. Wij beginnen voorzichtig met deze aantallen, mocht het zo zijn dat de vraag aanzienlijk gaat toenemen, dan denk ik dat wij onmid dellijk bij u terug komen om ons opnieuw te beraden over op welke wijze wij daar invulling aan kunnen geven. 47

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 24