Punt 3 (bijlage nr. 135). De Voorzitter: Aan de orde is Vaststellen Verordening speel- automatenhallen Leeuwarden 1993. De heer De Beer: Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie gaat akkoord met deze verordening. Ik heb alleen een praktische vraag. In artikel 3 van de nieuwe verordening staat: "De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overleg ging van Mijn vraag is hoe wij de huidige situatie aanpassen in de nieuwe situatie? De heer Qreving: Mijnheer de Voorzitter, met de vaststelling van deze verordening willen wij tegemoet komen aan de bezwa ren die het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft tegen de verordening die wij vastgesteld hebben op 29 januari 1987. Wij hebben in 1987 besloten, in het licht van de wijzi gingen in de Wet op de kansspelen die was ingegaan op 1 december 1986, de mogelijkheid te geven voor één speelautoma- tenhal in deze stad en zelfs ingekaderd naar een bepaalde lokatie. Daar is beroep tegen aangetekend en dat beroep is gegrond verklaard. Daarmee is de verordening ook niet-rechts- geldig verklaard. Daarmee is ook de wettelijke status van de speelautomatenhal in principe vervallen en zijn wij als gemeente genoodzaakt om een nieuwe regeling in het leven te roepen. In de loop van de tijd is er natuurlijk het een en ander veranderd als het gaat om kansspelautomaten in die zin dat wij het een en ander hebben geleerd. Ook door mijn frac tie is daar aandacht aan besteed middels een nota die wij ingediend hebben in 1991 over de toename van de gokverslaving en wat daar aan te doen. Zo hebben wij toch wel geleerd dat in de afgelopen periode het aantal gokverslaafden toegenomen is, wellicht mede onder invloed van de verruimde mogelijkhe den die de Wet op de kansspelen bood. Ik heb in de commissie, toen dit punt aan de orde was, in eerste instantie ingestemd met het collegevoorstel. Dat heb ik gedaan omdat ik in de veronderstelling leefde dat je als gemeente beter een veror dening kunt hebben dan geen verordening, wil je regelend optreden. Maar de feitelijke situatie is anders. Op het moment dat wij geen verordening hebben verbiedt de Wet op de kansspelen het hebben van speelautomatenhallenAlleen, wij hebben in eerste instantie besloten wel het voortbestaan van een hal hier mogelijk te maken, ware het dat wij daar te stringente eisen aan verbonden hebben. Wij staan dus nu weer voor het besluit, willen wij de mogelijkheden van die eisen verruimen, ja dan nee? Alles overziende kom ik eigenlijk tot de conclusie - en ik heb dat ook geproefd als een beleid dat deze raad voorstaat - dat het feit van de gokverslaving waar mogelijk teruggedrongen moet worden. Was het bij het ingaan van de Wet op de kansspelen zo dat er voor bestaande hallen een afbouwtermijn gold van twee jaar, de overgangstermijn van de wet zelf, op dit moment zal het niet haalbaar zijn op juridisch terrein om op die termijn een automatenhal te beëindigen door nu geen verordening vast te stellen. Met andere woorden, wij zijn wel genoodzaakt een verordening vast te stellen, alleen de vraag is - en dat is de vraag die ik hier in uw midden wil leggen -of het wel goed is om die verordening voor onbepaalde tijd te laten gelden, want wij hebben het een en ander geleerd, heb ik al gezegd. Om die reden is het dat ik een motie op dit punt bij u voor wil leggen. Die motie luidt als volgt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag 14 juni 1993, behandelende de vaststelling Verordening speelautomaten- hallen Leeuwarden 1993; overwegende: dat sinds de aanpassing van de Wet op de kansspe len ingaande 1 december 1986 het aantal gokver slaafden voortdurend stijgende is; dat gokverslaving een groot maatschappelijk pro bleem is doordat gokverslaafden kampen met grote schulden, sociaal geheel geïsoleerd raken en hun opleiding moeten staken of hun baan kwijtraken; dat de raad een beperkend beleid wenst te voeren met betrekking tot het toestaan van kansspelauto maten; dat de gemeente gehouden is tot het afwegen van het algemeen belang en het particuliere belang van exploitanten van speelautomatenhallen; besluit 1. de exploitatie van speelautomatenhallen in de gemeente Leeuwarden op termijn te beëindigen; 2. artikel 14, lid 3 van de verordening te doen luiden: "Deze verordening is van kracht tot 1 juli 1998"; en gaat over tot de orde van de dag." Met deze motie beoog ik om de komende vijf jaar de mogelijk heid van de exploitatie van de speelautomatenhal te legalise ren, maar tegelijk om op termijn tot het beëindigen van deze exploitatie over te gaan. Het biedt ons tevens de mogelijk heid om in de tussenliggende periode te gaan kijken hoe de jurisprudentie zich op dit punt ontwikkelt, want er is ook in andere plaatsen hierover het een en ander gaande. Maar wij 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 3