gen, maar misschien dat ik daar een eenling in ben.
De samenwerking met de raad waar je een relatieverende opmer
king kwijt kon, waar je op een gegeven moment ook met elkaar
kon lachen, heb ik op hele hoge prijs gesteld. Ik denk ook
dat het heel goed is dat je op zo'n manier met elkaar om
gaat, elkaar de ruimte geven om de politieke verschillen van
denken te profileren. Aan de andere kant na afloop ervan ook
in staat te zijn om op een gewone manier met elkaar te commu
niceren over de dingen van alle dag.
Het is dezelfde erkentelijkheid die ik wil uitspreken in de
richting van de gemeentesecretaris. Ik heb mijn loopbaan
vanaf de grond moeten beginnen als volontair op een secreta
rie. Ik heb op verschillende afdelingen gewerkt en notie
gekregen van wat daar omging. Ik heb tijdens mijn burgemees
terschap daar altijd veel plezier van gehad, omdat je enig
idee had waar men mee bezig was, je zat er niet vreemd tegen
aan te kijken.
Ik was uiteraard der zaken gegrepen door de associatie die de
gemeentesecretaris legde met een orkest, dat deed mij denken
aan de "Last nigt of the proms" die altijd beëindigt wordt,
zoals u weet, met een toespraak van de zijde van de dirigent.
Een van de meest schilderachtige was Sir Malcolm Sergant, die
ooit eens eindigde met: "I thank the members of the orchestra
without whom my conduction would haw been rather silly".
Zo is het ook wel een beetje in de gemeenteraad.
De tijd
vooruit
bestaat nog niet
en
het verleden
is verstreken
en toch
moet alles nog
gebeuren.
Een tekst van Jan Arends die geïnspireerd zou kunnen zijn
door het openbaar bestuur, geplaatst in het licht van de
tijd.
Geen karwei-afmakerige, in de tijd begrensbare compartimenten
maar een continu proces. Een stad en tot op zekere hoogte ook
een dorp, is een proces. In alle tijden is er wat aan toege
voegd en is er iets weggehaald. De ene keer meer, de andere
keer minder. Zeker waar het de gebouwde omgeving betreft.
Maar in en achter die gebouwde omgeving zijn er de organisa
ties en instituten die op hun beurt ook weer en op wisselende
wijze ruimte geven aan menselijke activiteiten. Het Panta
Rhei is met name de stad op het lijf geschreven. Afhankelijk
van de positie van de overheid, geven gekozen en benoemde
25
bestuurders sturing aan dat proces, met als doelbepalende
continuerende factor op de achtergrond die overigens voor
grond is en hoort te zijn: de bevolking. In dat proces, in
dat groot weefsel een steek te mogen zijn geeft een mengeling
van verwondering, voldoening en dankbaarheid. Dat laatste
temeer wanneer gedurende een periode van meer dan een derde
deel van een eeuw in wisselende decors en tijdsomstandighe
den, het openbaar bestuur het werkveld en het speelveld was
en dat in bonte afwisseling.
Niet alles wat gereed kwam werd volledig in de ontstaansperi
ode gevolgd. Niet alles, dat werd aangepakt werd voltooid
waargenomen.
In navolging van Gerrit Komrij, Roland Holst variërend, zeg
ik het aldus:
Ik zal het stadskantoor niet zien,
Noch zeulen met verhuizersdozen.
Ik heb daar zelf niet voor gekozen,
Mijn leeftijd zegt hoelang ik dien.
De verleiding is groot ervaringen te concretiseren. Ik zal
die verleiding weerstaan. Alles wat er gebeurde vond plaats
in de boeiende mêlée van besluitvormingsprocessen, waarbij
velen betrokken waren. Gevoed door de deskundigheid van een
meewerkend en vooral meedenkend ambtelijk apparaat, was er de
collegialiteit van en binnen het college van burgemeester en
wethouders; was er de door de politieke achtergronden gedre
ven discussie in de gemeenteraad, waar gelukkig ook dikwijls
de humor niet ontbrak. Het was een genoegen en een voorrecht
daar leiding aan te mogen geven. Het was vooral voldoening
schenkend, de ruimte te krijgen de ervaren betrokkenheid bij
de gemeente Leeuwarden, de gevoelde verontwaardiging over als
onrecht ervaren bejegening door andere overheden, de strijd
om erkenning van de eigen plaats en waarde van deze geweldige
stad in relatie met de Friese omgeving met argumenten en
beleefde emotie te mogen verdedigen.
Daarvoor past een woord van erkentelijkheid aan het adres van
uw raad, van de collega's in het college van burgemeester en
wethouders, van de ambtenaren om ons heen, in de raad geper
sonifieerd in de persoon van de gemeentesecretaris, die te
zamen de grilligheid van toezeggingen, besluiten en deel-
besluiten en zelfs non-besluiten moesten vertalen in formele
kaders en dat met veel inzet deden.
Veel dank ben ik verschuldigd aan de mensen in mijn aller
naaste omgeving: de gemeente-secretaris, de adjunct-secreta
ris, mijn kabinetschef, de bodes, mijn secretaresse en mijn
chauffeur, met wie ook niet-zakelijke gesprekken gevoerd
konden worden en werden. De opsomming is in genen dele volle
dig maar ik beperk me ertoe, zij het met deze kanttekening.
Niet in de laatste plaats gaat mijn erkentelijkheid uit naar
26