het streekplan mag worden gezien, maar een volstrekt inhoude
lijk correcte invulling van de ideeën die ook binnen het
provinciaal bestuur daarover bestonden. In die zin denk ik
dat het helemaal geen probleem hoeft te zijn om dit Westergo-
zone plan ook inhoudelijk als een uitwerking van het streek
plan te zien. In onze gesprekken die wij recent met vertegen
woordigers van het provinciaal bestuur hebben gevoerd over
met name de ideeën die in de Westergo-zone plannen liggen
besloten, is vastgesteld dat men ook van die zijde vindt dat
de plannen heel goed en correct passen in de ideeën die
binnen het provinciaal bestuur bestaan over de ruimtelijke
economische ontwikkeling van Friesland en met name dit deel
van Friesland.
Mevrouw Tiemersma heeft nog gewezen op het risico van het
Megaterrein en het grote belang om te komen tot labeling, een
afstemming tussen de verschillende industrieterreinen in deze
provincie zodanig dat wij elkaar niet primair beconcurreren,
maar zoveel mogelijk aanvullen qua functie. Zij heeft ver
volgens gewezen op het risico, omdat een zo groot megater
rein, waarvan de basiskosten in niet onaanzienlijke mate
zullen moeten worden weggesubsidieerd, bij het niet realise
ren van de doelstelling dat daar grote bedrijven komen, dat
er een bedrijventerrein gaat ontstaan dat men toch wil gaan
toewijzen aan bedrijven die net zo goed op andere bedrijf
sterreinen kunnen komen. Dan heb je dus een gesubsidieerde
concurrent binnen gehaald. In die zin onderschrijf ik haar
suggestie om in de voorwaarden van uitwerking op te nemen dat
daar minstens bedrijven van 20 ha zouden moeten worden geves
tigd. Die reactie is ook al eerder neergelegd in de gemeen
schappelijke brief die de gemeenten Smallingerland en Leeu
warden namens de colleges hebben geformuleerd in de richting
van het provinciaal bestuur.
Mevrouw Tiemersma heeft nog eens gewezen op de discussie
Sneek - de haak om Leeuwarden. Zij heeft daarbij aangegeven
dat wat haar betreft de keuze van Rijkswaterstaat voor Sneek
doorslaggevend is geweest. Ik wil nog een keer vaststellen
dat Rijkswaterstaat nimmer uitsluitend heeft gekozen voor
Sneek, dat is een misvatting die in stand wordt gehouden, wij
kunnen daar heel lang over blijven praten, maar dat is zeker
niet het geval. Ik denk dat het goed is om daar nog even op
te reageren in de richting van de heer Hoogeveen. Hij zegt
dat de toonzetting van het college heel juist is geweest. Wij
hebben gemeend, gelet op het buitengemeen belangrijke strate
gische belang van de keuze waar de doorgaande route in Fries
land komt te liggen met alle consequenties van dien, om heel
duidelijk en heel scherp aan te geven hoe onze belangen
liggen. Het is best wel eens pijnlijk als anderen geconfron
24
teerd worden met een heldere stellingname, van de andere kant
geeft dat ook precies weer hoe je positie is. Ik heb de
stellige overtuiging dat daardoor sindsdien toch een discus
sie heeft kunnen plaatsvinden, waarin duidelijk naar voren is
gekomen hoe die belangen liggen. De reactie van mevrouw
Liemburg beschouw ik als een van de resultaten van een derge
lijke stellingname.
Mevrouw Tiemersma heeft nog gevraagd hoe de kansen voor de
Westergo-zone worden beschouwd. Ik heb daar dacht ik al van
gezegd dat wij uit nader overleg met vertegenwoordigers van
het dagelijks bestuur en de Staten hebben begrepen dat men de
inhoud van de plannen zeer onderschrijft en volledig medewer
king heeft toegezegd voor een invulling daarvan.
Mevrouw Tiemersma en de heer Hoogeveen hebben de kanttekening
geplaatst of Leeuwarden wel op tijd is geweest. Ik houd
staande dat wij op alle mogelijke manieren geprobeerd hebben
om tijdig de plannen in te dienen. Er is ons wel zeer weinig
tijd gegeven om überhaupt plannen in te dienen. Zover wij ze
hadden, is onze overtuiging geweest dat die hadden kunnen
worden meegewogen in de primaire keuzes die sindsdien door de
provincie zijn gedaan. Niettemin hebben wij de bereidheid
gekregen van het provinciaal bestuur om zoveel mogelijk deze
plannen onder te brengen in de verschillende subsidiestromen
die er nog komen, dan wel als een van de reeds aangedragen
projecten geen doorgang zou kunnen vinden, de plannen in de
Westergo-zone dan onmiddellijk daarvoor ingezet zullen gaan
worden.
Het zal duidelijk zijn dat ter voorkoming van mogelijk mis
verstand in de toekomst met betrekking tot tijdige inzending
wij nu hebben afgesproken, zowel met de Westergo-zone alsook
intern, om de projecten zo snel mogelijk tot realisatie te
brengen. Dat geldt uiteraard ook voor de uitwerking van de
MTC gedachte. Daar zijn niet alleen gemeenten bij nodig in de
vorm van het OLAF, maar ook marktpartijen. Wij hebben er
belang bij zo snel mogelijk die duidelijkheid te krijgen en
de projecten op tafel te hebben. Het is duidelijk dat met
name door de rijksbegrotingen 1994 en volgende jaren giganti
sche investeringsstromen aan de orde zijn, op de plank lig
gende plannen kansrijk zijn. Wij zijn van mening dat met
dergelijke stromen dit niet uitgesloten is, in tegendeel de
ervaring leert dat het buitengewoon moeilijk is om zoveel
geld in zeer grote projecten tijdig onder te brengen. Dit
moet wel mogelijk zijn gezien de relatief kleine projecten
die wij hebben, als je kijkt naar de miljarden die in de
Randstad moeten worden geïnvesteerd. Wij moeten die plannen
klaar hebben, mocht men aan het eind van het jaar het geld
niet uitgegeven hebben, dan kunnen die plannen voor realisa-
25