en wil daar ook wat aan verdienen. Als je dat kunt nalaten,
moet je dat zeker doen. Dat zijn de argumenten voor ons
geweest om voor die stichting te kiezen.
De stichting zoals wij die hebben vorm gegeven. De heer
Greving is naar een advocaat gegaan en die heeft gezegd dat
het zo eigenlijk niet kan. Het komt vaker voor dat advocaten
ter ene en andere zijde verschillende opvattingen hebben over
de rechtstoepassing, dus op zichzelf zegt mij dat niet zo
veel. Wij hebben ook ons oor te luister gelegd bij juridische
deskundigen, zowel van de Vereniging van Nederlandse Gemeen
ten als van VB-accountants als van de notaris die deze stuk
ken moet regelen. Wij hebben van allen het advies gekregen om
het zo te doen, althans geen adviezen in tegenovergestelde
richting. Ik denk ook dat het - overigens met verwijzing naar
de opmerkingen van de heer Hoogeveen daarover - formeel
juridisch niet alleen kan, maar ook heel correct is om de
zaken te scheiden.
Hij vereenzelfzelvigt college en stichtingsbestuur, maar dat
zijn twee volstrekt andere organen in dit geval. Dat ze in
deze situatie door dezelfde personen worden vervuld, doet op
zichzelf voor mij juridisch natuurlijk niet ter zake. Ik houd
dan ook staande de opmerkingen over privaatrecht en publiek
recht die de heer Hoogeveen heeft gemaakt en ik eigenlijk in
de commissie ook al heb gemaakt, b. en w. regelt het één,
Gemeentewet en andere wetten regelen het andere en aan beide
wordt op goede wijze voldaan. Ik kan zijn bezwaar niet delen
en handhaaf dus namens het college het voorstel en wil de
raad in overweging geven die opvatting te delen.
Mevrouw De Haan: Even voor de helderheid ook naar aanleiding
van het verhaal van de heer Greving. Ik heb uit de commissie
begrepen dat als het zou gaan om vervreemding, bijvoorbeeld
vervreemding van het Stadskantoor, en het college moet de
stichting adviseren, dan mogen wij aannemen dat het college
de raad wordt? Dat is essentieel, als dat helder is, als het
college de raad gehoord hebbend eventueel de stichting advi
seert over al of niet vervreemding, dan is in mijn ogen de
motie van de heer Greving overbodig. Dat was mijn indruk uit
de commissie, de wethouder heeft het er nu niet over gehad,
maar dat klopt toch? (De heer Heere: Dat is juist, de heer
Greving heeft kortheidshalve maar wellicht misschien ook
gemakshalve geconstateerddat dat wel achteraf zou gebeuren.
Dat is niet zo, de bedoeling is natuurlijk om dat vooraf te
doen. Ik heb dat ook toegezegd
De heer Greving: Nu wreekt zich weer dat er geen notulen zijn
van die vergadering, maar ik heb begrepen dat het een kwestie
zou zijn dat wij daarvan dan op de hoogte zouden worden
gesteld. Ik heb daarvan begrepen, zoals dat gebruikelijk is
met dit soort zaken, dat het achteraf gebeurt. Ik ben er niet
zeker van of de wethouder het woord "achteraf" heeft ge
bruikt, maar als hij zegt dat wij daar vooraf als raad duide
lijkheid over krijgen en dat hij als college uiteraard zal
handelen naar wat de raad wil op dit punt, dan zijn wij er,
dacht ik, uit.
De her Heere: Er wordt mij nog artikel 171 van de Gemeentewet
voorgelegd: "De raad besluit tot het kopen, ruilen of ver
vreemden, het bezwaren of verpanden van gemeente-eigendommen,
het treffen van dadingen of het opdragen van een bestaand
geschil aan de beslissing van scheidsmannen en het aanvaarden
der aan de gemeente gemaakt erfstellingen of legaten of
gedane schenkingen." Daar is dan nog een heel verhaal over de
jurisprudentie bij. Maar waar het om gaat is dat de toezeg
ging wordt gedaan aan de heer Greving op zijn verzoek en aan
de raad in totaal nogmaals dat wij in dat geval vooraf de
raad zullen raadplegen. (De heer Hoogeveen: Het is wel aardig
dat de wethouder deze wettekst opleest, maar vanaf januari
1994 hebben wij natuurlijk een andere wet, dus hebben wij
daar niet zoveel aan.) Ik kan niet anders dan deze wet hante
ren.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over de motie.
De heer Greving: Het is uiteraard waar wat de wethouder zegt
wat in artikel 171 van de Gemeentewet staat en wij besluiten
nu ook om te verkopen, alleen het gaat er om onder welke
voorwaarden stemmen wij in met die statuten enz. en hoe gaat
het in de toekomst. Maar ik kan leven met de toezegging die
de wethouder heeft gedaan, ik trek de motie in.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over punt 30.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w., met inachtneming van de toezegging van
de wethouder.
Punt 31 (bijlage nr. 183).
51