zitten, tot op hoge leeftijd zelfs, zij door de directie van het tehuis worden geanimeerd om in een van de aanleunwoningen zelfstandig te gaan wonen, waarbij zij dan de toezegging krijgen dat zodra hun gezondheid dat niet meer toelaat, zij met voorrang terug in het verzorgingshuis geplaatst kunnen worden. Deze hele ontwikkeling kan wellicht tot bezuiniging leiden, maar dat is een zaak die wij verder moeten bekijken. Wat ik wil zeggen is, waarbij ik niet wil zeggen dat wij tegen de motie zijn, dat het allemaal wat voorbarig is. Voorop staat dat de PvdA-fractie natuurlijk helemaal achter het doel, de gedachte en de opzet, die achter deze motie ligt, staat. Mevrouw Dijkstra: Voorzitter, er is veel commotie in ook de Leeuwarder verzorgingstehuizen, vandaar dat wij een signaal vanuit deze raad willen geven. De oudere mensen hebben recht op de mening van de raad. Als het gaat om de inhoud van de motie dan kan ik mij niet voorstellen dat de korte tijd van indiening een bezwaar is om de inhoud hiervan te kunnen begrijpen. De heer Brinks: Een hele korte opmerking. Mevrouw Dijkstra spreekt haar verontrusting uit over onder andere het voorgenomen beleid, dan denk ik dat de ouderen van het CDA mogen verwachten dat zij tegen de voorgenomen kortin gen op het ouderenbeleid zullen zijn, zoals door het college voorgesteld is. Mevrouw Van Ulzen: Ik vind het een onterechte conclusie die de heer Brinks hier tracht te trekken, want het één heeft totaal niets met het andere te maken. De Voorzitter: Hiermee sluit ik de tweede termijn af. Ik stel voor dat wij de pauze gebruiken voor zowel overleg in de fracties, die dat nog nodig vinden, als overleg in het college. Dan krijgt u na de pauze het antwoord in tweede termijn van wethouder Bilker en gaan wij daarna over tot de stemming. Sub G. Deze brief wordt in handen gesteld van b. en w. om preadvies. 10 Sub H en I. De heer Hieastra: Voorzitter, ik zou over punt H en I graag de wethouder willen vragen of intussen het schriftelijk bericht van het CDA binnen is gekomen met betrekking tot de keuze die zij achteraf anders hebben gemaakt dan in de com missie. De heer Graving: Mevrouw de voorzitter, het verbaast mij enigszins dat als briefschrijvers zich richten tot de raad, daar niet in alle gevallen schriftelijk op gereageerd wordt. Ik vind dat toch een kwestie van zorgvuldigheid. Hier staat bij punt H dat in recent mondeling overleg adressant op de hoogte is gebracht en dat wij vervolgens de brief voor ken nisgeving aannemen. Ik vind het beter dat wij hen dit alsnog ook schriftelijk mededelen, dan hebben wij de zaak correct afgehandeld en is er ook een concreet stuk waar deze groepe ring weer verder mee zou kunnen. Dat geldt in feite ook voor punt I. Verder zou ik graag nog een toelichting willen hebben over hoe de besluitvorming in de commissie tot stand is gekomen. Is daar gewogen gestemd? Dat is mij niet helemaal duidelijk. Ik heb dat proberen na te trekken bij mijn steunfractie, want ik zit zelf niet in die commissie, maar ik ben er nog niet achter hoe die besluitvorming tot stand gekomen is. De heer Tiaaeraans (weth.Voorzitter, de eerste vraag van de heer Hiemstra kan ik "ja" noch "nee" op antwoorden. Ik weet niet of die brief al binnen is. De heer Greving vraagt of het niet verstandig is een en ander schriftelijk mede te delen. Daar is geen bezwaar tegen. Ik had overigens in het overleg met name met de Leeuwarder Huisartsen Vereniging min of meer afgekaard, nadat wij er uitgebreid over gesproken hadden, dat de beelden helder waren en dat het niet echt zinvol leek om daar nog een brief aan te wijden. Maar op zichzelf kan dat en als de raad daar behoefte aan heeft, kunnen wij conform de inhoud van het stuk dat alsnog doen. Dan is er enig misverstand over de commissiebesluiten en dergelijke. Dit is een bevoegdheid van het college, gelet op de kwetsbaarheid van deze hele discussie hebben wij gezegd, voordat wij definitief een besluit nemen als college, vinden wij het verstandig - niet dat het nodig is - om de raad 11

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 6