afgelopen jaar en in de jaren daarvoor in Leeuwarden geves tigd, danwel hun vestiging hier uitgebreid. Anders zouden wij nooit aan de werkgelegenheidsgroei van ongeveer 630 per jaar hebben kunnen komen. Voor wat betreft de opmerkingen van mevrouw De Haan is de voorzitter ingegaan op de commissie die een evaluatie-onder- zoek zou moeten doen. Ik maak nog de opmerking dat de commis sie voor de rekening, waarover niet alleen mevrouw De Haan maar ook andere fractievoorzitters hebben gesproken, behoort tot het instrumentarium dat wij ook afgelopen 5 en 8 november aan de raad hebben voorgelegd als een van de mogelijkheden van verbetering. Wij nemen die suggestie van mevrouw De Haan, om daar snel mee aan de gang te gaan, dus over. Ik ga nu over naar de CDA-fractie. De CDA-fractie heeft gezegd dat de uitkering uit het Gemeen tefonds in de toekomst misschien voor Leeuwarden nog wel eens een plusje zou kunnen opleveren, met name omdat er meer factoren die in voor ons in positieve zin werken daarbij worden meegenomen. De verdeelmaatstaven die daarbij gelden zijn op dit moment nog niet zó exact bekend dat daarbij getallen zijn te noemen, maar ik deel het bescheiden optimis me van de heer Krol en hoop dat er inderdaad wat uit komt. Daar ziet het op dit moment naar uit. De heer Krol heeft ook gezegd dat de Commissie Middelen in de sfeer van de financiële rapportages ook met betrekking tot andere diensten een wat centralere rol zou moeten spelen. Ik wijs er op dat dat natuurlijk voor een deel al gebeurt omdat de concern-Marap, een samenvatting/consolidatie van dat wat de diverse diensten doen, daar aan de orde komt. In dat kader kunnen de bedrijfseconomische uitgangspunten die de heer Krol aanhaalt wel degelijk al aan de orde komen. Dan ben ik al ingegaan op opmerkingen ten aanzien van knel puntenanalyse en actieplan. Het actieplan kunt u binnenkort tegemoet zien en in dat kader kunnen wij dan ook discussies voeren, waar ook de heer Greving over sprak, over het tempo en de wijze waar wij met die reorganisatie, het verbeterings traject, moeten omgaan. Hij heeft daar gesteld: bereid dat in deze beleidsperiode nog voor, maar ga niet tot besluitvorming over, doe dat pas met de nieuwe raad. Het college is van oordeel dat die stelling in zijn absoluutheid, gelet op de noodzaak om op korte termijn een aantal verbeteringsmaatrege len nemen, niet kan worden onderschreven. Wij zullen daar uiteraard bij het behandelen van het actieplan meer gedetail leerd op ingaan. De heer Krol heeft nog gesproken over de vermogenspositie van de gemeente, ook de heer De Jong heeft daar een opmerking over gemaakt. De heer De Jong heeft daar overigens aan ver bonden dat zijn fractie daar morgen op zal terugkomen. Ik 73 denk dat het goed is om dat punt morgen verder uit te discus siëren Met de opmerking van de heer Krol, dat in ieder geval goed moet worden nagegaan hoe die vermogenspositie in elkaar zit, ben ik het uiteraard van harte eens. Dat is al het minste dat je kunt doen, wil je een zinnige discussie voeren over hoe je er vervolgens mee om wilt gaan. De vragen van de heer Krol over de samenwerking met anderen als het gaat om de economische ontwikkeling spitsen zich toe op twee aspecten. In de eerste plaats de kwestie van het gezamenlijk beheer van bedrijventerreinen. Daar zal wethouder Timmermans op ingaan. Vervolgens het aspect dat te maken heeft met de gezamenlijke acquisitie en daaraan dan weer gekoppeld het inzetten van het structuurfonds. Het college is het met de heer Krol eens dat het zinnig is, en ook tijd wordt, dat wij met andere gemeen ten, de provincie en andere actoren op dat gebied, komen tot afspraken waardoor wij de onnodige onderlinge concurrentie, die er nu vaak is, uit de wereld helpen. Dat is namelijk contra-produktiefgeeft naar buiten toe een heel slecht beeld en kost vaak ook nog een hoop geld, omdat wij door de betrokken partijen tegen elkaar worden uitgespeeld en er prijsopdrijvend wordt gehandeld. Maar die algemene stelling moet je wel uitwerken in een concreet model. Wij hebben daar onlangs op initiatief van gedeputeerde Steijvers met een aantal grotere Friese gemeenten over gesproken aan de hand van een ten Provinciehuize ontworpen notitie. De daar aanwe zigen hebben gezegd, wij willen die weg wel op. Het gaat er nu om hoe wij dat dan doen. Daarover zullen vervolggesprekken plaatsvinden. Ik zal het resultaat daarvan zo spoedig moge lijk meedelen. Als de heer Krol dan met een motie komt en zegt: je moet het bedrijfsleven uitdrukkelijker dan tot nu toe betrekken bij de besteding van de gelden, dan zegt het college: dat is een interessante gedachte, want je moet natuurlijk niet ten be hoeve van het bedrijfsleven dingen gaan doen die je alleen maar vanuit het Stadhuis bedenkt en vervolgens niet toetst wat zij er van vinden. Maar om ze nu in die zin te betrekken bij het besteden van de gelden, dat zij er ook echt iets over te zeggen krijgen, dat beeld komt pas aan de orde op het moment dat de volgende vraag van de heer Krol aan het college vorm heeft gekregen, namelijk als er ook aan een gezamenlijke financiële bijdrage vorm wordt gegeven. Als men bereid is om een structuurfonds ook te voeden met middelen, komt de moge lijkheid van gezamenlijke besteding aan de orde. In die zin is het college bereid om met het bedrijfsleven de discussie aan te gaan. De heer Krol maakt vervolgens de opmerking dat hij wil dat de 74

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 38