De Voorzitter: De vergadering is heropend.
Ik wil wethouder Heere nog even de gelegenheid geven zijn
eerste termijn af te ronden, aangezien er toch nog iets is
blijven liggen.
De heer Heere: Ik wil nog graag mijn antwoord aan de heer
Greving afronden.
Ik wil met betrekking tot zijn motie nr. 1, waarin hij vraagt
om een bedrag van f 500.000,toe te voegen aan het fonds
Stimulering Werkgelegenheid Marktsector - een min of meer
vergelijkbare motie met die van de CDA-fractie die voor 1994
overigens op de helft uitkomt -, het volgende zeggen. Ik heb
net al gezegd dat het invullen van dit soort wensen op zich
zelf zou kunnen leiden tot de mededeling: het is interessant
en belangrijk om dat fonds te vergroten. Ik denk dat het
college die mening wel onderschrijft. Ik heb net ook al
gezegd dat het wat betreft de co-financiering van grote
projecten van belang is dat je ook zelf een steentje kunt
bijdragen, alleen het zal wel voor een belangrijk deel afhan
gen van de dekking die voor zo'n verhaal gegeven wordt of het
ook invulbaar is. Achter die dekking is niet alleen een puur
financieel-technisch verhaal verscholen, maar natuurlijk ook
een politieke keuze. Mijn antwoord is dus: een vergroting van
het fonds is op zichzelf een wenselijkheid, maar is afhan
kelijk van de aanvaardbaarheid van de morgen alsnog aan te
dragen dekking.
Dan ga ik over naar motie nr. 3 van de GPV/RPF/SGP-fractie
waarin de heer Greving vraagt, na een aantal overwegingen, om
het college op te dragen te stoppen met optimistisch begroten
en te beginnen met realistisch begroten. Ik denk dat een
betere vorm van jezelf diskwalificeren eigenlijk niet gevon
den kan worden en dan wij om die reden daar niet toe over
willen gaan. Na alles wat wij gezegd hebben over de manier
waarop wij met het financieel beheer in de toekomst willen
omgaan, hoop ik dat de hele raad ervan overtuigd is dat het
college wel degelijk reëel begroot heeft. Als de heer Greving
met deze motie wil uitdrukken dat wij in het verleden te
optimistisch hebben begroot - dat staat er in feite, je moet
ergens mee stoppen - dan is het college van mening dat wij
dat niet hebben gedaan, alleen dat er in de loop van de jaren
tegenvallers zijn ontstaan die heel vervelend zijn, maar niet
het gevolg van opzettelijk optimistisch ramen of liever
opzettelijk niet realistisch begroten. Vanwege het feit dat
wij al van plan zijn om het financieel beheer zo te verbete
ren dat ook de tegenvallers voortaan of eerder dan wel geheel
wegvallen en vanwege het feit dat hier impliciet een verwij
zing naar het verleden zit, die wij niet voor onze rekening
81