geweest - en dat is het nog - het sturend vermogen ten aan
zien van afstemming op wijkniveau. De vraag is of dat volle
dig in handen moet zijn van de gemeentelijke overheid. Wij
hebben immers ook gekozen voor een terugtredende overheid. Te
denken valt aan maatschappelijke instelling, bewonersorga
nisaties en woningcorporaties die daarin ook een taak kunnen
hebben.
Voor de overblijvende stadsdeelcoördinator betekent dit dat
de taken opnieuw moeten worden benoemd en uitgewerkt. Belang
rijk in dit geheel blijft dat voorop moet staan dat er een
goede informatiestroom tussen wijk en gemeente is, een stra
tegische planvorming voor wijken en integraliteit in het
gemeentelijk beleid. Vandaar ook dat hard gewerkt wordt aan
het activiteiten jaarprogramma voor de wijken, wat op zich al
een hele verbetering betekent voor de wijken.
Daarnaast is er sprake van beheercoördinatie, coördinatie dus
van het technisch en sociaal beheer door middel van beheer-
overleg op wijkniveau. Het Groenbeleidsplan is daar in zijn
uitwerking een goed voorbeeld van. Wijk- en buurtbeheer zal
het in zijn uitvoering zonder de stadsdeelcoördinator moeten
doen, maar er zal sprake zijn - dat gebeurt deels al - van
beheeroverleg, overleg omtrent uitvoering werkzaamheden en
het opstellen van het activiteitenprogramma voor wijken en
buurten. Goede onderlinge afstemming tussen de diensten is
daarbij een wezenlijke voorwaarde.
De PAL/GL-fractie heeft daar een motie over ingediend. De
voorzitter heeft daar al over gesproken. Ik zou daar een
element aan willen toevoegen.
Er is één collegelid dat belast is met de coördinatie wijk-
aangelegenheden. Het tweede element, in verreweg de meeste
gevallen gaat het bij activiteiten in buurten en wijken om de
uitvoering, zoals bij het groenbeleid, bij het onderhoud,
maar ook bij wijk- en buurtwerk zelf. Daar hebben de wijken
het eerst te maken met de uitvoerders en niet zozeer met de
beleidsbepalers. Dat systeem willen wij handhaven en daar
staat de motie van de PAL/GL-fractie enigszins haaks op.
De opmerkingen van de heer De Beer over de efficiencyvergro-
ting bij de sectoren Reiniging en Groenbeheer heb ik zo
verstaan dat er bij het verzelfstandigingsproces van Stadsbe
heer zeer nauwgezet gelet moet worden op efficiency vergro
ting. Dat is in het algemeen een blijvend uitgangspunt en dat
geldt ook voor deze twee onderdelen. Het lijkt mij goed dat
in de toegezegde discussie, gedaan in de commissie, over de
verzelfstandiging van Stadsbeheer en onderdelen van Sport die
elementen worden besproken. Dan kunnen wij het ook hebben
over de opmerking van de heer Greving over de besluitvorming.
Het lijkt mij zeker op dit moment niet wenselijk eerst een
onderzoek te doen naar enkele sectoren en ook niet om de
90
besluitvorming te vertragen. Het gaat bij Stadsbeheer wel om
een totaal en de daarbijbehorende efficiency verbetering. Wij
hebben daar zelfs bedragen voor ingeruimd.
Ten aanzien van de door de heer De Beer concreet genoemde
voorbeelden Reiniging en Groenbeheer nog even het volgende.
Bij Reiniging was begin 1992 de interne reorganisatie, daar
is in commissieverband toen ook over gesproken. Het ging toen
over het logistiek onderzoek dat plaatsvond en daarbij waren
belangrijke elementen: clustering van de containers en het
rouleren van chauffeurs. Naar mijn inzicht wordt daar al aan
voldaan. Hetzelfde is recentelijk gebeurd bij Groenbeheer. De
afdeling Groen is verdeeld in sectoren met posthuizen en
wijkchefs. Dat alles om de efficiency te verbeteren en beter
naar de burgers toe te functioneren, zoals klachten behande
len en overleg over de uitvoering.
De heer De Jong sprak over de bestuurlijke ondoelmatigheid
bij OLAF. De heer De Beer plaatst de opmerking dat OLAF op
zou moeten gaan in een Nuts BV onder supervisie van Frigem.
Voorzitter, u weet dat dat laatste ook onze inzet is. OLAF is
de laatste tijd in een stroomversnelling geraakt. In een
notitie die wij voor de zomer in de Commissie Stadsbeheer en
Milieu hebben behandeld steunde de hele commissie het college
en met name de vertegenwoordiger van Leeuwarden in het OLAF-
bestuur in de opstelling om van OLAF een overheids NV te
maken. Ik heb het sterke vermoeden dat het die kant op gaat.
Verder zijn er vergaande plannen omtrent scenario's die OLAF
in de toekomst moet invullen om aan de hoofdtaken te kunnen
voldoen en om de afvalstromen te sturen.
Ik ben het eens met de WD-fractie als zij zegt dat de ge
scheiden inzameling in Leeuwarden vrij aardig gaat, maar dat
dit wel in de tarieven van OLAF tot uiting moet komen. Dat
lijkt in de meerjarenraming nog niet het geval te zijn. Mijn
inzet is en zal blijven dat wel te bewerkstelligen.
Over de uitbreiding van het aantal milieuparkjes, waar de
WD-fractie naar vraagt, bereikt u binnenkort een voorstel.
De heer Krol vroeg naar de stand van zaken omtrent een won
dermiddel. Een echt wondermiddel heeft als voordeel dat er
nooit sprake kan zijn van een stand van zaken, maar de heer
Krol bedoelt hier natuurlijk het biologisch onkruidbestrij
dingsmiddel waar wij allen met meer dan grote belangstelling
op wachten. De CDA-fractie wijst op nadelen van de borstelma
chine. Die nadelen zijn ogenschijnlijk, denk ik. De heer Krol
vraagt zich af hoe milieubelastend het opgeveegde vuil is nu
er met de borstelmachines wordt gewerkt. Het veegvuil wordt
net als voorheen bemonsterd en daaruit blijkt dat er niet
meer vervuiling in zit dan anders. De bemonstering is nodig
om het veegvuil op Skinkeskans te kunnen blijven storten.
91