het ambtelijk apparaat zegt men, gingen wij nu maar eens
realistisch begroten. Dat heb ik op meerdere plaatsen in het
ambtelijk apparaat vernomen. (De heer Krol: De heer Greving
vindt dat de begroting die nu voorligt daar nog niet aan
voldoet?Dat is een gewetensvraag. Ik heb daar zo goed
mogelijk naar proberen te kijken en heb geen dingen kunnen
vinden waarvan ik nu zeg dat ik denk dat het onrealistisch
is, maar ik heb wel andere signalen ontvangen. Daarom droeg
ik net al even het punt aan van het flankerend beleid, dat er
nog een aantal tegenvallers aan staan te komen die op dit
moment niet op de rol staan van mee- en tegenvallers en
waarvoor al wel gelden in het flankerend beleid bijvoorbeeld
worden uitgetrokken. Dan vraag ik, is er realistisch geraamd,
hebben wij vroeg genoeg die dingen aangedragen? Ik wil wel
noemen waar ik op doel, dat zijn hele reële dingen. Als
stadsvernieuwing wordt teruggedraaid, dan zit je met een
ambtelijke overbezetting op een bepaalde afdeling waar wel
licht dat flankerend beleid ingezet moet gaan worden. Dat
moet ingeboekt gaan worden als tegenvaller. Dat zijn zaken
die in de begrotingssfeer soms spanning kunnen geven van hoe
vertalen wij dat, hoe zetten wij dat in de begroting. Ik vind
dat je dat soort dingen realistisch onder ogen moet zien.
De heer De Beer: Mijnheer de voorzitter, ik heb ik de rich
ting van de heer Heins nog een opmerking, want hij is hele
maal in verwarring en dat is het laatste dat ik zou willen.
Het gaat over de motie van het wondermiddel van de heer Krol.
Ik heb gezegd: ik ben voor de motie 1 en 2 omdat ik wil dat
die raadsbreed worden aangenomen, maar ik ben niet voor dat
wondermiddel van de heer Krol, althans in de vorm van een
motie naar Den Haag.
De Voorzitter: In mijn enthousiasme over deze substantiële
discussie wist ik niet hoe laat het inmiddels was geworden.
Ik begrijp uit de reacties dat het goed is om met elkaar te
besluiten of wij doorgaan met de vergadering. Ik vind het
persoonlijk jpiwe" om nu te schorsen. Ik heb ook uit het
verhaal van mevrouw De Haan gehoord dat het goed zou zijn om
er vanavond uit te komen. Het college heeft denk ik tien
minuten a een kwartier nodig. Ik denk dat wij binnen een half
uur klaar zijn. Ik zou u willen verzoeken deze uitdaging aan
te nemen, al was het alleen maar omdat het mijn eerste keer
is
Ten aanzien van de reactie voor mijn portefeuille kan ik heel
kort zijn.
Ik ben blij met de reacties op het verhaal relatie Commissie
146
Openbare Orde en dienstcommissie. Waarbij ik wel naar de heer
De Jong toe wil zeggen dat het punt van de schriftelijke
informatie-uitwisseling van verslagen ter zake uiteraard
gewoon tot het voeden van de Commissie Openbare Orde en
Veiligheid zal blijven behoren.
Ten aanzien van de opmerking van de heer Greving dat nog niet
is ingegaan op het verhaal minder bestuurders, minder commis
sies en herstructurering, is het duidelijk dat na iedere
raadsperiode de commissiestructuur wordt geëvalueerd. Dat is
ook afhankelijk van hoeveel bestuurders er dan komen en het
is ook nog een beetje afhankelijk van de zwaarte van de
portefeuille per persoon, omdat het zou kunnen zijn dat
bepaalde onderdelen zich niet verdragen om in één commissie
te worden besproken. Die drie open einden zou ik namens het
college op dit onderdeel willen meegeven.
De heer Heere (weth.): Voorzitter, de vraag van mevrouw De
Haan, nu wij de begroting op 15 november vaststellen (althans
daar in de buurt) stopt dan het verscherpte toezicht van de
provincie? Alleen door dit feit niet, wij moeten ook nog aan
andere voorwaarden voldoen, namelijk om voor 15 september de
rekening van het voorafgaande jaar ingediend te hebben. Aan
die voorwaarde voldoen wij in ieder geval dit jaar nog niet.
(Mevrouw De Baan: Dat is het normale toezichtmaar ik bedoel
het verscherpte toezichtHet verscherpte toezicht, daarvan
neem ik aan dat als de begroting morgen wordt vastgesteld op
een zodanige wijze dat gesproken kan worden van een sluitende
begroting en een structureel sluitend beleidsplan, dat er dan
geen enkele reden meer is voor de provincie om verscherpt
toezicht uit te oefenen.
Dan heeft mevrouw De Haan mij ook nog uitgedaagd om een
uitspraak te doen over een concreet doel dat nagestreefd moet
worden bij het vergroten van het aantal arbeidsplaatsen. Zij
zal begrijpen dat daarover op dit moment geen collegestand
punt bestaat, want daar is geen beraad over geweest. Maar ik
wil er toch een opmerking over maken om een indicatie te
geven in de richting waarover wij misschien in de Commissie
Economische en Sociale Zaken nog eens zouden kunnen door
praten. Zij heeft haar opmerking gerelateerd aan het achter
blijven van de groei van Leeuwarden ten opzichte van de
andere provinciale centra. Wij groeien gemiddeld over de
laatste vier jaar 650 arbeidsplaatsen per jaar. Dat is een
kleine twee procent van ons totale arbeidsplaatsenbestand.
Dat blijft ongeveer twee procent achter bij de provincie. Je
zou dus kunnen zeggen, als je in de pas wilt lopen met het
provinciale beeld, dan zouden er nog eens 650 plaatsen bij
moeten. Je zou het dan moeten verdubbelen. Als je dat doet,
147