daar wonen, het niet mogelijk maakt rendabel het pand op te knappen, is een stukje ondersteuning van de gemeenschapszijde voor nodig. Dan ontstaat de discussie van 75% ineens of de huidige situa tie is van 6% ineens en dan het subsidie op termijn vervol gen. We hebben het in feite altijd over de actiegebieden. Ik constateer dat wij met zo weinig mogelijk geld zo veel moge lijk woningen willen opknappen. We hebben een aantal systemen doorgerekend dat inderdaad leidt tot een aanzienlijke huur verhoging voor degene die het aangaat. Maar als je dan kijkt naar welk bedrag voor die huurverhoging geïnvesteerd is en nagaat wat de huidige inkomenspositie en eigenlijk de woon lasten zijn van een groot aantal mensen in dat soort speci fieke woonstraten, dan denk ik dat je kunt constateren, zeker waar we ook nog een arrangement hebben ontwikkeld voor degene die van een uitkering het huis ook moeten opknappen, dat het acceptabel is. Als dat allemaal kan en je toch tot een huur verhoging komt die substantieel is en tegelijkertijd tot een totaal leidt waarvan wij denken dat die in verhouding - zeker tot de huurmarkt - ook wel acceptabel is, dan moet je denk ik kiezen als overheid om zo veel mogelijk panden met zo weinig mogelijk geld op te knappen. Ik wil er nog een keer op wijzen dat vergelijken met andere steden altijd gedateerd is. Wij kunnen nu vaststellen dat wij een zeer lage rente hebben. Dat is gelukkig zo, want dat betekent dat de mensen vanwege de lage marktrente veel meer kunnen investeren zonder dat dat tot meer kosten gaat leiden. Tegelijkertijd zijn wij, dat heeft ook de heer Terpstra gezegd, in staat geweest - ik denk dat dat een hele prestatie is - een buitengewoon lage basisrente bij de banken tot stand te brengen. Het is anderhalf procent hoger dan de staats leningen van vijf tot acht jaar, dat zijn de gunstigste regelingen als je dat vergelijkt met de lonkende regelingen die andere gemeenten middels het nationaal restauratiefonds aanbieden. Die altijd hebben gezegd dat zij veruit het goed koopste zijn. Wij zitten daar een vol procent onder. Men heeft van die zijde al informatie ingewilligd en ze komen binnenkort praten over hoe het in hemelsnaam kan dat wij in staat zijn om via onze lokale banken zomaar een procent lager te zitten dan de meest gunstige regeling elders in het land. Die zaken bijelkaar hebben het college doen besluiten om het voorstel te doen zoals het hier ligt. Dat betekent feitelijk dat ondanks dat de achtergrond van de moties glashelder is, we hebben daar in de commissie uitgebreid over gesproken, wij toch van mening zijn dat het de poging meer dan waard is omdat de uitkomsten, de rekensommen die wij gedaan hebben, daartoe aanleiding geven. De varianten die in de moties zijn verwoord, leiden tot meer geld voor de individuele verbete raar/eigenaar/bewoner, maar er worden minder panden opge 35 knapt. Het college denkt dat dat geen goede keuze is en ont raadt dus beide moties. De heer Heins heeft ook gesproken over de woonlastentoeslag. Het is inderdaad niet zo dat altijd vastligt hoe dat in de toekomst zal gaan. Mocht het zo zijn, want daar zitten wij dan natuurlijk wel bij, dat substantieel door welke wijziging dan ook, plotseling de rente naar gigantische hoogte zou stijgen, dan zijn wij er natuurlijk allemaal weer bij om vervolgens te zeggen, dat het niet meer werkt. Dan kun je in redelijkheid niet verwachten dat voor die bijdrage van ge meentewege mensen woningen willen gaan opknappen. Dan zullen wij ons moeten aanpassen. Dat geldt voor meerdere componenten in de regeling. Alleen niet onmiddellijk. Wij zullen de zaken ook even de tijd moeten geven om te wennen, om bekend te raken met de nieuwe systematiek, die substantieel afwijkt van de huidige, dat erken ik. Het zal beste een drempelvrees met zich meebrengen. Communicatie, de heer Terpstra heeft dat verwoord, voorlich ting is buitengewoon belangrijk. Ik wil er op wijzen dat wanneer wij het hebben over actiegebieden, is dat niet iets wat de individuele bewoner zelf moet zitten gaan ontdekken wat er precies gebeurt. Wij hebben het dan over straten, complexen die complexgewijs moeten worden aangepakt. Wij hebben in de regeling een systematiek dat op basis van een nader onderzoek precies wordt nagegaan wat voor die woningen in dat complex allemaal moet gebeuren; dat wordt ze aange reikt; daar hebben wij middelen voor, zodat wij precies kunnen uitrekenen wat de consequenties zijn van de aanpak en dergelijke. Het is niet iets dat de burger opeens met een geweldige ingewikkelde zaak geconfronteerd wordt, hij wordt daar - en ik denk terecht - buitengewoon goed in begeleid middels het systeem zoals wij dat hier hebben ontwikkeld. Ook in die zin denk ik dat wij door goede overtuiging, goede voorlichting, mede aan de hand van wat de SVK daar aan erva ringen heeft opgedaan, zonder onmiddellijk te hoeven dreigen met aanschrijvingsbeleid, hoewel dat niet moet worden uitge sloten want het blijkt wel te werken, wij de zaak zullen moeten aanpakken. Het college heeft er het volle vertrouwen in dat dat gaat lukken. Ik kom dan op een laatste punt waar de heer Terpstra op gewezen heeft, dat heeft betrekking op de haalbaarheid van de regelingen bij de fiscus. 6 december j.l. zou men dit lande lijk behandelen, dat kan niet binnen één gemeente worden geregeld, dat moet landelijk worden afgekaart, ware het niet dat de landelijke inspecteur van VROM gemeend heeft zich er ook nog een keer tegen aan te moeten bemoeien. De regeling 36

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 19