als zijnde een wazige, mistige, onduidelijke, onhaalbare constructie, zijn wij daar naar aanleiding van het verzoek van De Opstap begin dit jaar over gaan praten in termen van dat men duidelijkheid wilde. Omdat op dat moment het fusie proces liep, hebben wij gezegd dat wij dat wel afzonderlijke kunnen bekijken, maar dat moeten wij ook in het kader van het fusieproces bekijken. Dus wat hebben wij gedaan? Wij hebben tegen de extern adviseur, die wij hebben ingehuurd, gezegd: dit voorstel ligt er bij ons, bespreek dit met de club waar mee je met de fusie bezig bent, want wij vragen ons af of die reconstructie, die de Opstap voorstelt omdat zij helderheid wil hebben in hun eigen administratie, past in dit fusiepro ces. Als die niet past, hebben wij waarschijnlijk een vroege re drempel in het verhaal opgeroepen. Wij hebben in de commissie in november gesproken over het voorstel dat nu voorligt. In de achterliggende stukken hebt u het advies van de externe adviseur kunnen aantreffen. Er wordt nu gereageerd alsof er allerlei dingen zijn gebeurd, maar u kunt in het advies van de externe adviseur lezen dat hij zegt: ik heb die constructie van De Opstap goed bekeken en ik ben tot de conclusie gekomen dat die eigenlijk naadloos aansluit op wat ik met die nieuwe organisatie voor ogen heb. Ik vind het ontzettend handig dat het zo geregeld is. Je kunt heel formeel kijken hoe je dan tot reorganisatie over gaat, maar als wij een beetje praktisch zijn, moeten wij met elkaar tot de conclusie komen dat de statutenwijziging van De Opstap verreweg de handigste en snelste manier is om tot die reorga nisatie te komen. Over dat voorstel nodigt het college, zoals te doen gebruike lijk, tot twee keer toe vervolgens de besturen van de betrok ken clubs uit en vraagt aan die besturen wat zij daarvan vinden. Er is een verslag gemaakt van dat overleg, dat ver slag is ook naar de leden van de commissie toegestuurd. In dat verslag kan men lezen dat namens de verschillende bestu ren gereageerd is op het voorstel. Dat is de informatie waarmee ik werk. Ik werk dus niet met telefoontjes van perso neelsleden van stichtingen die dingen zeggen, maar ik werk met formele vragen in een procedure die wij hebben vastge steld en waar ik antwoord op krijg. Tegen die achtergrond hebben wij geconstateerd dat het proces in de tijd wat knijp komt te zitten waar het gaat om het daadwerkelijk implemente ren van de voorgestelde reorganisatie. Vandaar dat ik in het overleg met de betrokken besturen in oktober er op heb aange drongen dat zij een bestuur van oprichting voor de nieuwe stichting zouden vormen, zodat er snel knopen doorgehakt kunnen worden daar waar het gaat om hoe je nu tot een concre te uitvoering komt. Zij hebben mij in november verteld dat zij daarmee aan het werk waren gegaan. Zij hebben mij ook verteld dat het waarschijnlijk niet zou lukken om op 1 janua 51 ri 1994 de hele zaak uitvoeringsgereed te hebben, dat dat nogal wat voeten in de aarde had. Er is mij toen gezegd dat het waarschijnlijk wel zou lukken om de formele kant van de zaak af te handelen, daar zaten nog een aantal mitsen en maren aan. Ik heb gezegd: de intentie is mij duidelijk. Als het zo is dat wij op het laatste moment in korte tijd nog een aantal zaken moeten uitzetten en daar problemen bij ontstaan, vertel ze mij dan, dan gaan wij kijken op wat voor manier wij dat kunnen oplossen. Eén van de heel concrete problemen was dat tot nu toe de werkervaringsplaatsen voor een belangrijk deel door RBA en gemeente zijn gefinancierd en dat het RBA om een tweetal redenen op dit moment nog geen concrete zwart op wit toezeggingen heeft gedaan. Op de eerste plaats is het voor het RBA nog onduidelijk hoe de ESF-pot er voor volgend jaar uit komt te zien en op de tweede plaats - de heer Hoog- eveen is daarop ingegaan - is er discussie binnen het RBA over het uitzetten van beleid met betrekking tot werkerva ringsplaatsen. Er zijn budgetten, ervan uitgaande dat er ESF- gelden komen, alleen de manier waarop zij exact worden inge zet is nog onduidelijk. In mijn beleving, als je het formeel bekijkt, had het bestuur van de stichting in oprichting richting RBA moeten gaan en zeggen: wij hebben een probleem, hoe pakken wij dat aan? Om dat probleem te kunnen bespreken moet je het eerst op papier zetten, want dan weet je waar je het over hebt. Na het laatste gesprek dat ik met de vertegenwoordigers van de besturen heb gehad, heb ik gezegd: ik wil jullie graag ten dienste zijn, zet nu precies op papier wat jullie probleem is, dan probeer ik op zo kort mogelijke termijn een afspraak met de provinciale directeur van het RBA te maken om te kijken hoe wij in de feitelijke voorbereiding van de besluit vorming de zaak zo kunnen inrichten dat er zo weinig mogelijk uitvoeringsproblemen ontstaan. Het is natuurlijk wat lastig als ik vervolgens met die directeur praat en hij in feite nog niet over het concrete verzoek van het bestuur in oprichting beschikt, want dat kwam pas later. Dat vind ik jammer, want dat praat wat lastig, maar ik kan mij voorstellen dat er een hoop in korte tijd moest gebeuren. Wij hebben daar afspraken gemaakt over hoe wij de zaak op zo kort mogelijke termijn konden regelen. Er zijn afspraken gemaakt welke concrete personen van zowel gemeente als RBA samen met het bestuur van de stichting in oprichting met de zaak aan de gang zouden gaan. Er is even, zoals met zoveel dingen in deze tijd, een kink in de kabel gekomen door griep, maar de bedoeling is dat daar deze week verder aan wordt gewerkt. Eigenlijk heeft de gemeente daar niet direct een rol in, maar wij hebben gezegd dat wij zoveel als mogelijk onder steunend willen zijn. 52

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 27