dat wij daar de niet-werkervaringsgerichte activiteiten uit
halen, maar voor de Stichting Anders Aktieven hebben wij
tevens geconcludeerd dat wij daar een uitzondering voor
zouden maken. Nu denk ik dat het formeel juister is om de
Stichting Anders Aktieven op de begroting van de Dienst
Welzijn onder te brengen, maar dan zeg ik nog steeds wat wij
daar als raad over hebben afgesproken, namelijk dat wij dat
deel van de middelen die voor werkervaringsplaatsen waren
gereserveerd daartoe overhevelen. Nu weet u ongetwijfeld dat
de hele gemeentelijke organisatie op dit moment in discussie
is, dus hoe precies de begroting van welke dienst zal zijn in
de toekomst weet ik op dit moment ook niet, alleen wij zullen
proberen om dat formeel juister te regelen in de toekomst.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.
Punt 36 (bijlage nr. 266).
De Voorzitter: Aan de orde is Uitvoering sociale zekerheid.
De heer Kroes: Voorzitter, sommige ontwikkelingen lijken
onafwendbaar en zijn lokaal nauwelijks of niet te beïnvloe
den. Ik denk dat de stijgende werkloosheid in Leeuwarden er
één van is. Dat is ook een van de ontwikkelingen die momen
teel keer op keer zorgt voor extra tegenvallers op onze
begroting. Wij kunnen ons vinden in het voorstel dat nu voor
ons ligt om de incidentele tegenvaller van 1993 van de Dienst
Economische en Sociale Zaken te dekken uit de algemene reser
ve. Ook zijn wij blij, dat heb ik ook al in de commissie
aangegeven, dat voor het aanvangen van het nieuwe begrotings
jaar 1994 de raming van de ontwikkelingen al zijn vertaald
naar de te verwachten financiële gevolgen en dat wij daar
binnenkort voorstellen van het college over kunnen verwach
ten. Toch hebben wij als fractie nog een aantal opmerkingen.
Naast financiële knelpunten levert de bovenverwachte sterke
stijging van het aantal RWW-cliënten ook een managementpro-
bleem op. In september van dit jaar was de verwachting al
bekend dat de sterke stijging van de RWW-cliënten van de
daarvoor liggende periode zich zou doorzetten. Nu pas in
december nemen wij een besluit over het beschikbaar stellen
57
van extra financiële middelen voor de afdeling Sociale Zaken.
In de afgelopen maanden heeft de afdeling daardoor, lijkt
mij, een achterstand opgelopen en achterstand betekent in elk
geval altijd dat er extra inspanningen verricht moeten worden
om deze weg te werken. In de commissievergadering heb ik
daarom al aangegeven dat het uiterst noodzakelijk is dat de
Marap sneller behandeld moet worden in de commissie, zodat
wij als gemeenteraad sneller kunnen reageren op dit soort
ontwikkelingen. Wij zijn dan ook van mening dat de termijnen
die bepaalde diensten nu hanteren voor het gereedmaken van de
Marap nog te lang zijn, ondanks de verbeteringen die al zijn
opgetreden. Wij zouden graag de toezegging van het college
willen hebben dat hier nog strakker op wordt gestuurd. Zeker
voor een afdeling als Sociale Zaken is dit van zeer groot
belang. Als dan blijkt - en dat is ook heel reëel voor te
stellen - dat tijdens een Marap-periode, dus tussenliggend,
dat de stijging van het aantal RWW-cliënten sterker is dan
geraamd, hoe denkt de wethouder dan op korte termijn in te
spelen op deze ontwikkeling? Wij willen daarbij het college
de suggestie meegeven te onderzoeken in hoeverre het mogelijk
is om voor de Dienst Economische en Sociale Zaken een reser
vefonds uitvoering sociale zekerheid in het leven te roepen,
een reservefonds dat aangewend kan worden als de ontwikkelin
gen op korte termijn aanleiding geven tot knelpunten in de
uitvoering van de sociale zekerheid, met natuurlijk inachtne
ming van de norm die wij als raad hebben vastgesteld voor de
verhouding tussen het aantal cliënten per ambtenaar. Op deze
wijze zou voorkomen kunnen worden dat de dienst door ontwik
kelingen te maken krijgt met achterstand die dan later weer
weggewerkt moet worden, wat op de lange termijn ook extra
geld kost. Er kan dan effectiever en adequater worden gerea
geerd op mogelijke ontwikkelingen. Wij zouden graag een
reactie van de wethouder hebben op deze suggestie.
De heer Janssen (weth.): Voorzitter, het punt van de Marap
hebben wij in de commissie over gesproken. Het is tot nu toe
gebruikelijk dat de Marap wordt opgesteld door de dienst
onder verantwoordelijkheid van de directeur van de dienst.
Vervolgens wordt gekeken in hoeverre de concernrichtlijnen
zijn toegepast en wat de consequenties voor de hele organisa
tie zijn. Dat voorstel komt in het college en dan in de
commissie. Er is in de commissie voor gepleit door de heer
Kroes om eerder de Marap van de dienst in de commissie te
behandelen. Ik heb gezegd dat er op dit moment een discussie
is in de Commissie Middelen over het hele financiële beheer
en een aantal nieuwe manieren van omgaan op dat gebied. Het
lijkt mij zinvol om in dat kader met elkaar te praten over
hoe je daarmee omgaat. Ik heb in elk geval in de collegever-
58