ciet gesproken wordt over de eenoudergezinnen en waarvan heb
ik gezegd in de commissie dat ik dat op dit moment niet kan
overzien, wij moeten ook in de praktijk kijken, wij moeten
ook met de SKL om de tafel en dat is nog steeds niet gebeurd,
daar is de tijd te kort voor geweest.
Dub wil ik de waarde van de discussie gestand doen in de
commissie, dan lijkt het mij om die reden alleen al niet
mogelijk om de motie van een positief advies te voorzien.
Mevrouw Dikken heeft grote waardering, daar hebben wij het al
over gehad.
Kinderopvang is een algemeen toegankelijke voorziening, dat
is ook het college van oordeel. Wij zullen er voor moeten
waken dat niemand wordt uitgesloten. Ook dat is het college
van oordeel, maar dat vindt u terug in de rapportage.
Dan spreekt mevrouw Dikken heel duidelijk over het minder
positieve aspect, er zou een korting van 10% op komst zijn.
Daar is al eens eerder over gesproken. Daar maakt de PvdA-
fractie zich grote zorgen over, ik denk terecht. Alleen is
hier nog steeds niet een formele melding van, ook niet een
vooraankondiging. Als het, zoals mevrouw Dikken zegt, voor
1994 zou gelden, dan is natuurlijk een Arob-procedure de
aangewezen weg. Zij vraagt duidelijk naar mogelijk acties, in
VNG-verband enz. Het zal duidelijk zijn dat mocht er een
vooraankondiging of wat voor tekenen dan ook in die richting
zijn, dat wij uiteraard in gezamenlijkheid via de VNG een
pleidooi tegen die 10% korting, of wat het dan ook zou mogen
worden, zullen uitspreken.
De hoofdlijnen van de heer Hoogeveen en mevrouw Van Ulzen had
het college uiteraard ook al in de rapportage vermeld.
Mevrouw Dijkstra: Voorzitter, onze fractie heeft in het
verleden al vaker gepleit in de commissie voor voorrang voor
eenoudergezinnen als het gaat om kinderopvang, zeker wanneer
die ouders door de kinderopvang in staat worden gesteld een
baan aan te nemen en daardoor financieel onafhankelijk wor
den. Dat geldt met name heel vaak bijstandsvrouwen. In die
zin komt ons de motie van de heer Greving dan ook erg sympa
thiek over. Tot nu toe was hiervoor in de commissie weinig
instemming. Nu ik het antwoord van de wethouder heb gehoord
en de bereidheid heb gehoord in het overleg met de SKL, zou
ik dat overleg af willen wachten en nu de toezegging willen
vragen om naar aanleiding van dat overleg in de commissie
hier nog eens duidelijk over te praten. Dan zou die motie
even kunnen wachten. Ik zou graag een betere uitwerking
willen hebben en niet op dit moment schieten onder het ge
sprek dat er plaats moet vinden met de SKL.
65
De heer Greving: Ik zou graag willen ingaan op wat de wethou
der gezegd heeft. Hij heeft gelijk dat als het gaat om het
aantal kinderopvangplaatsen, numeriek neemt het aantal plaat
sen nog steeds toe. Ik heb wel het bange vermoeden dat de
wachtlijst daardoor niet een-twee-drie verminderd zal gaan
worden.
De wethouder heeft de toezegging gedaan dat hij het een en
ander bij de SKL aan de orde zal stellen. Informeel heeft hij
al overleg gehad, heeft hij gezegd. Daar is uitgekomen dat de
SKL op dit moment zegt dat het in de praktijk wat anders
werkt. Dat zou best kunnen zijn, maar misschien dat wij daar
als raad wat sturing aan kunnen geven. Wat nieuw is op dit
moment voor mij althans, is dat de wethouder zegt dat de SKL
werkt met leeftijdscategorieën. Als dat een criterium is op
dit moment, dan geef ik uiteraard de voorkeur aan een voor
rangsbeleid voor met name de eenoudergezinnen.
De wethouder heeft ook gezegd dat hij recht wil doen aan de
discussie die daarover in de commissie is geweest. Wij hebben
het punt van de eenoudergezinnen wel degelijk in de commissie
aan de orde gehad. De toezegging die de wethouder gedaan
heeft, is erg vaag geweest in de commissie, vandaar dat ik
nog eens geprobeerd heb het verslag te achterhalen, want dat
lag nog niet ter inzage. Het lijkt mij goed om als raad
hierover een duidelijk standpunt in te nemen, dan kan het
college daarmee het overleg met de SKL verder in. Uiteraard
is er overleg over nodig. Mocht er geen overeenstemming over
kunnen worden bereikt, dan komt het wel weer bij ons terug.
Maar wij kunnen heel duidelijk als raad daarover een stand
punt innemen
De CDA-fractie ia er in het verleden altijd voor geweest en
staat ook sympathiek tegenover de motie, maar zegt nu ineens
dat dat overleg eerst maar eens afgewacht moet worden. Ik
denk dat het goed is dat wij als raad proberen sturend op te
treden. Ik handhaaf de motie.
Mevrouw Dikken: Eerst over de motie. Ik moet eerlijk zeggen,
ik vind hem wat overbodig. Als op een gegeven moment de
wethouder heel duidelijk aangeeft dat hij van plan is met de
SKL in overleg te treden over de criteria en over de priori
teiten, dan denk ik, laten wij dat overleg afwachten. Ik ben
er voor om de uitslag van dat overleg in de commissie te
bespreken en om dan te kijken of het überhaupt werkbaar is.
Om een motie te gaan indienen om duidelijkheid te scheppen,
in de commissie zijn wij heel duidelijk geweest, de wethouder
heeft daar ook antwoord op gegeven, vind ik vrij overbodig om
de raad daar over te laten uitspreken.