vooruitblik te geven. 1994 zal het jaar zijn van de verkiezingen. Zoals altijd bij verkiezingen biedt het drieverkiezingenjaar 1994 een omslag punt voor de nationale en lokale politiek, althans als moge lijkheid. In dat jaar wordt de politieke waarheid primair door de kiezer bepaald en pas daarna door de politieke par tijen en fracties en wel in hun keuzen van kabinet en be stuurscolleges. Op zich een memorabel fenomeen in een land waar de representatieve democratie vaak en overigens zeer begrijpelijk de overhand heeft boven de directe kiezersdemo cratie. Politici en bestuurders hebben als belangrijke taak de toe komstige ontwikkeling en vormgeving van de samenleving en speciaal de rol van de overheid daarin te verbeelden en te bepalen. Zij worden door de kiezers op hun keuzen van toe komstbeelden en hun beoordeling van de rollen in de totstand koming van beleidsverworvenheden in het nabije verleden herkend, erkend en beoordeeld. Afgerekend heet dat tegenwoor dig. In de laatste nieuwjaarsrede, vorig jaar, heeft mijn gewaar deerde voorganger hier, de heer Te Loo, een beeld geschetst van de samenleving medio volgende eeuw aan de hand van een aantal bestuurlijk organisatorische begrippen. Zijn visie voor sturing, participatie, wedijver, missies, resultaat- en klantgerichtheid, inkomsten, preventie, decentralisatie en marktgeoriënteerdheid geven vooral een bestuurlijk organisa torisch kijk op onze gemeentelijk en bestuurlijke samenle ving. Zij visie zou ik daarom met de termen functioneel- rationeel willen kenschetsen. Samenleving, samenwerkingsverbanden en gemeenten ontwikkelen zich niet alleen langs de lijnen van deze organisatorische rationaliteit. Vooraf en op z'n minst tegelijkertijd, gaat het om de vraag naar de substantiële rationaliteit. Met andere woorden, de vraag naar de filosofie, de verbanden, de hoofdrichting, waarin de samenleving en in ons geval de gemeentelijke samenleving zich zal moeten ontwikkelen. Deze vraag dient dit jaar nadrukkelijk ook op ons vlak gesteld te worden. Inhoud dus nu als antwoord op een aantal jaren van bestuurlijke organisatie en aanpassing. Over deze kentering naar een zoeken naar nieuw inhoudelijk denken is recentelijk door een aantal schrijvers geschreven. In het boek "Capitalisme contre capitalisme" schets Michel Albert dat de Europese Gemeenschap bijvoorbeeld op een twee sprong staat. De wijze waarop de monetaire en de politieke unie gestalte zal krijgen, zal of bepaald worden door het domineren van een klassiek liberaal Amerikaans model of een meer Europees georiënteerd zogenaamd sociaal-democratisch 4 kapitalistisch model. Het onderscheid tussen deze twee vormen is aan te geven aan de hand van een volgende illustratie van een aantal kernbegrippen binnen deze twee modellen. Ik noem u er enkele. Wanneer het Amerikaans kapitalisme spreekt van "beurs", spreekt het Europees kapitalisme van "bank"; spreken de Amerikanen van "consumeren", dan spreken Europeanen vaak van "sparen"; gaat het in Amerika om "winst", dan gaat het in Europa om "continuïteit"; gaat het in Amerika om "liefdadig heid" als burgerlijke uiting van solidariteit, dan noemen wij dat in Europa "sociale zekerheid"; gaat het in de Verenigde Staten om een "bedrijf als koopwaar, als handel", in Europa zeggen wij vaak een "bedrijf als een gemeenschap van mensen". Ook het onderscheid tussen handelsgoederen versus gemengde goederen is een belangrijk onderscheid als wij het hebben over deze twee begrippen. Bij gemengde goederen kunnen wij in Europa gelukkig begrippen als scholing, media, huisvesting en openbaar vervoer rekenen, waarvan wij ervan uitgaan dat het gebruikelijk en natuurlijk en vanzelfsprekend is dat de overheid daaraan een financiële bijdrage levert. Dit begrippenpaar naast elkaar zettend, brengt mij ertoe ervoor te pleiten dat ook in de gemeentelijke wereld wij toe zouden moeten naar een meer binnen dit begrippenpaar Europese substantiële manier van denken. Het is te lang geweest dat uitsluitend denken in termen van organisatie en efficiency de gemeentelijke agenda zou moeten bepalen. Het gaat wederom - en gelukkig in toenemende mate - om de inhoudsvraag, over zaken als milieu, vreemdelingenopvang, criminaliteit, sociale zekerheid, werk en ontplooiing van mensen. Wij moeten weer zoeken naar waar het echt om gaat in ons politieke bestuur. Ik denk dat in de komende periode, met deze verkiezingsfase in aantocht zijnde, ook u als politieke eenheden in deze gemeentelijke samenleving, de inhoudsvraag wederom - en dat blijkt ook uit uw politieke programma's - centraal zult gaan stellen. Ik denk ook dat de gemeente Leeuwarden na de verkie zingen aan een nieuwe start rondom een aantal belangrijke inhoudelijke thema's (ik heb er enkele genoemd) kan gaan beginnen. Voor mij als voorzitter van uw raad is een belangrijke uitda ging om het voorzitterschap langs deze vragen, na uiteraard het grote belang van het handhaven van een nieuwe politiek bestuurlijke organisatie, met u te gaan ontwikkelen. Mag ik, geheel A tittre personnell en vanuit mijn voorzittersrol hopelijk gewaardeerd en geaccepteerd, een drietal belangrijke thema's noemen waarvan ik denk dat de inhoudelijke vragen beantwoord zullen moeten worden? Dat is in de eerste plaats de bestuurlijke vernieuwing en de relatie met de burger. In de tweede plaats het veiligheidsvraagstuk in zijn meest 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 3