deze groeperingen in contact te treden en te luisteren naar eventuele problemen en argumenten. Naar aanleiding van die discussie gaat mijn fractie akkoord met het gestelde in de raadsbrief en zullen wij dus de motie van de PAL/GL-fractie niet steunen. Een volgende opmerking gaat over het opnemen van niet-raads- leden in een commissie. Dit is eerder aan de orde geweest, er is een motie over ingediend. Wij waren tegen het feit dat een niet-raadslid - en dan gaat het vooral om met overname van alle rechten en plichten, daar heb ik toen ook op gewezen - deel zou moeten en kunnen nemen aan een commissievergadering. Wij waren er toen tegen, maar omdat de meerderheid van de raad toen besloten heeft dat het wel zou moeten, zullen wij ons daar nu bij neerleggen. Hetgeen natuurlijk niet inhoudt dat wij de motie zullen steunen die de D66-fractie heeft ingediend, die ons veel te ver gaat. Over de proef van de commissievergaderingen in twee weken, was ik in de Commissie Algemene Zaken de enige die daar duidelijke voordelen in zag. Het dreigement van de heer Greving om zich dan terug te trekken, was niet het argument van mij om daar bij te blijven. Nu voorgesteld wordt om een proef te nemen om in twee weken de commissievergaderingen te houden, zal mijn fractie daarmee akkoord gaan. In de WD-fractie heerst nogal wat onvrede over het werken in de commissie met besluitenlijstjes, zoals die voorgekauwd al worden aangediend. Wij zijn nog steeds van mening dat een echte verslaglegging van de commissievergaderingen noodzake lijk is en wij zullen hierop bij de eerstvolgende gelegenheid die zich voordoet terug komen, omdat wij weten als wij met het voorstel komen, het ook financiële consequenties kan hebben. De Voorzitter: Ik zal tot de beantwoording overgaan. Door de PvdA-fractie is bij monde van mevrouw Waanders, na haar algemene instemming met de hoofdlijnen van het voorstel, toch een aantal kanttekeningen gemaakt met betrekking tot een paar punten in het voorstel. In de eerste plaats de opmerking dat bij een integratie van commissies, kortom een vermindering zoals wij voorstellen en zoals door u wordt ondersteund, er goed gewaakt moet worden tegen te volle agenda's en daardoor te weinig ruimte voor datgene waar het in commissievergaderingen vaak wel om gaat: de inbreng van derden, belanghebbenden, burgers, kortom de inbreng van het maatschappelijk veld. Bij een aanscherping 28 van het aantal commissies lopen wij de kans grotere en volle re agenda's te krijgen. Het moet dan ook een taak van de voorzitter en de secretaris zijn om daar goed voor te waken. Met behoud van de hoofdlijn van ons rapport, waarvan wij u voorstellen de contouren vast te stellen, lijkt het mij dat het college kan toezeggen ook haar eigen bijdrage te leveren om dat ook mogelijk te maken. De bal moet ook bij de commis sievoorzitters en de secretarissen gelegd worden. Ik zou willen verklaren dat dit een behartigenswaardige zaak is, die ook uitgewerkt moet worden in puur praktische zin, zonder daarmee de nota, die wij nu voorstellen aan te nemen, geweld aan te doen. Het is een toezegging daar rekening mee te houden. Op de tweede plaats is er door u gevraagd, bij ons voorstel om de Commissie Studententenaangelgenheden aanvankelijk op te heffen en later weer niet, of het bilaterale overleg dat wij voorstellen wel voldoende zal zijn. Ik zou daar van willen zeggen dat het belangrijk is dat het gebeurt, het gebeurt ook veelvuldig en de uitkomsten van door het college of delega ties of portefeuillehouders te entameren overleg met studen tengeledingen of belangenbehartigende organisaties kunnen ook weer een bouwsteen zijn voor een commissievergadering. Dus ook die indirecte manier kan gebruikt worden om het onderwerp HBO-stad, Studentenstad op de politieke commissietafel te krijgen. Dan het algemene punt van mevrouw Waanders, bestuurlijk van importantie, de opmerking dat het college iets te kort door de bocht gaat met de stelling bij het argumenteren van meer van buiten naar binnen te moeten werken, dat het nu alleen maar zou gaan om het behandelen en het vaststellen en het legitimeren van college en ambtelijke voorstellen. Natuurlijk gebeurt er meer in de raad, daar zijn wij ons ook wel van bewust, maar wij hebben willen benadrukken, niet zozeer dat dat toch licht denigrerend zou zijn, zo hebben wij het al thans niet bedoeld, maar dat wij de initiatief rol van de raad hoog achten als college, juist ook in het commissiestelsel. Doordat de voorzitters uit de raad zijn gekozen om die voor zittersrol op zich te nemen, kan aan die initiatiefrolhet aanvoeren van punten buiten de ambtelijke en de collegelijn gestalte worden gegeven. Het is eigenlijk meer het aanreiken van het instrument aan de raad zelf "maak er iets van", wat wij ermee bedoeld hebben, dan dat wij, wat er nu gebeurt, onvoldoende of te weinig kleurrijk zouden vinden. Het is een aansporing om de initiatiefrol van de raad hoog te houden en invulling te geven. Ook uw opmerking dat in de ambtelijke en collegevoorstellen 29

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 16