De Voorzitter: Leden van de raad van de gemeente Leeuwarden,
de publieke tribune, mag ik u hartelijk welkom heten bij de
start van deze vergadering waar ik wat betreft agendapunt 25
het voorstel doe om dat nu op deze lokatie te behandelen.
Ik zeg u dank voor de samenwerking en snelle instemming die
u allen heeft, ik had ook niet anders verwacht, om ten behoe
ve van de behandeling van dit punt uit te wijken naar deze
lokatie. Ook in de Staten Generaal is het heel gewoon om de
overkant - zoals dat zo mooi heet in Den Haag - af en toe te
betreden. Er is maar één stad in Nederland die ook een over
kant heeft en dat is Leeuwarden. Ik denk dat het een gepaste
plaats is om hier in het Stadhouderlijk Hof agendapunt 25 te
behandelen.
Ten behoeve van de huishoudelijke kant daarvan zou ik u er
opmerkzaam op willen maken dat op uw plaats aanvullend is
uitgedeeld bijlage 2 behorende bij het raadsbesluit nr. 3079,
de tekst van een aanvullend raadsbesluit in de vorm van een
aantal schijven 0 tot en met 6, zoals dat behoort bij het
voorstel en het besluit ter zake van de eigen bijdragerege
ling. Ik neem aan dat iedereen dat heeft ontvangen en tot
zich heeft kunnen nemen.
Ook is uitgedeeld een stuk van de Friese taxi-ondernemers en
een stuk van De Stipe, dat kunt u beschouwen als behorende
bij dit agendapunt.
Ter zake van het woordvoeren en het gebruik van microfoons
geldt de volgende regel: de sprekers in eerste termijn namens
hun fractie worden verzocht dat te doen vanaf het spreekge
stoelte. Wanneer er niet al te veel interrupties zijn, dat is
niet gebruikelijk in de eerste termijn, kan de eerste termijn
op die wijze verlopen. Uiteraard zal die termijn van het
college normaal vanachter deze tafel plaatsvinden met behulp
van deze drie microfoons.
De tweede termijn kan dan uiteraard geïnterrumpeerd worden.
Mocht het zo zijn dan één van u daartoe de behoefte voelt,
dan kunt u één van de twee zaalmicrofoons gebruiken.
Dat voor de wijze waarop wij dit punt denken te behandelen.
Ik begrijp uit uw instemming dat het ordevoorstel om agenda
punt 25 nu te behandelen is overgenomen. Ik wou graag de
sprekers uit de diverse fracties de gelegenheid geven om hun
bijdrage aan de behandeling van dit voorstel te leveren.
Punt 25 (bijlage nr. 47).
De Voorzitter: Aan de orde is Wet voorzieningen gehandicap
4
ten
De heer Bieaanc: Voorzitter, allereerst enkele opmerkingen
vooraf
Normaal gesproken gaat het bij decentralisatie van taken aan
een lagere overheid om zaken die beter door die lagere over
heid kunnen worden uitgevoerd dan op centraal niveau. De
lagere overheid, de gemeente, staat immers dichter bij de
burger, die belang heeft bij de taken die gedecentraliseerd
worden.
Wanneer iedere gemeente eigen beleid moet gaan ontwikkelen
voor groepen burgers dient er op zijn minst enige afstemming
plaats te vinden tussen de diverse gemeenten, omdat anders
het gevaar dreigt van rechtsongelijkheid. De burger wordt
wellicht in de ene gemeente anders behandeld dan in de andere
gemeente. Dat neemt niet weg dat iedere gemeente haar eigen
verantwoordelijkheden niet uit de weg moet gaan en zo goed
mogelijk moet proberen invulling te geven aan de taken die
zij gekregen heeft.
De WVG is tegen die achtergrond een ondankbare taak. De
rijksoverheid heeft, door te kiezen voor een verdubbeling van
de doelgroep en tegelijkertijd geen extra geld beschikbaar te
stellen, de gemeenten voor een bijna onmogelijke opgave
gesteld. Het komt neer op een forse bezuiniging van circa 50%
die door de gemeenten mag worden opgelegd en uitgelegd aan de
burgers
De gehele raad heeft hiertegen geprotesteerd toen wij begin
vorig jaar geconfronteerd werden met deze gang van zaken. Ook
via de diverse Tweede Kamer-fracties is nog geprobeerd om te
waarschuwen voor de problemen die dreigden. Zonder resultaat
helaas
Mijn fractie betreurt deze gang van zaken. Naar onze mening
hebben we te maken met een stuk wetgeving waarbij ofwel
onvoldoende rekening is gehouden met de consequenties, ofwel
willens en wetens gekozen is om een, toch al kwetsbare groep
burgers, via de gemeentebesturen een forse bezuiniging op te
leggen. Welke de juiste interpretatie ook is, deze gang van
zaken mag gerust kwalijk genoemd worden. Dat de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten met dit alles heeft ingestemd mag
op zijn minst merkwaardig genoemd worden. Ook daar is ons
ongenoegen bekend gemaakt.
Ik wil nog een enkele opmerkingen maken over de hele procedu
re die bij de voorbereiding van het voorstel dat we nu be
spreken is gevolgd. De korte conclusie kan zijn dat die geen
schoonheidsprijs verdient; immers, door de commissie eerst te