met dit soort regelingen, want je belemmert structurele groei van de werkgelegenheid en veroorzaakt een afname van struc turele werkgelegenheid. Ik verzoek het college hiermee zorg vuldig om te gaan. De heer Kroe*: Ik wil in mijn eerste termijn even reageren op het amendement van de heer Greving. Wij hebben het hier in de commissie ook over gehad. Ik heb toen opgemerkt, met name bij punt 3 van het besluit, om jaarlijks een uitvoerige rappor tage te doen, maar om bijvoorbeeld gekoppeld aan de Marap in ieder geval een rapportage te doen van het aantal projecten dat in die afgelopen periode toegekend is. Mijn vraag aan de wethouder is dan: wat voor invloed zal de wijziging die de heer Greving voorstelt hebben voor de slagvaardigheid? Dan denk ik ook aan de discussie die wij in het kader van sociale vernieuwing hebben gehad, dat wij gezegd hebben dat wij juist in de raad daarin vernieuwend moeten zijn, om de lijnen korter te maken. Gezien het hier gaat om projecten voor additionele werkgelegenheid, liggen er volgens mij - ik zou graag weten wat de wethouder daarvan vindt - voldoende waar borgen dat de projecten ook daadwerkelijk gaan om additionele werkgelegenheid, omdat daar waar de projecten aangehaakt worden de medezeggenschapscommissies en ondernemingsraden akkoord moeten gaan. De heer Bilker (weth.): Voorzitter, naar aanleiding van het Verdeelbesluit 1994 Fonds additionele werkgelegenheid zijn een aantal opmerkingen gemaakt. De heer Greving zegt dat er naast de vaste bedragen nog sprake is van een relatief klein bedrag om vrij te besteden, althans wel binnen de criteria natuurlijk. Wel stuk voor stuk belangwekkende zaken, zo formuleert de heer Greving. Maar is het dan niet wat vreemd, zo luidt zijn vraag, als de raad het college zou machtigen? Juist in verband met het belang dat de raad hecht aan additionele werkgelegenheid zou het toch goed zijn om het in de commissie te bespreken en daartoe wordt een amendement ingediend. In de commissie is dit geen punt van discussie geweest. Waarom dan toch het voorstel zoals dat nu voorligt? Het college heeft ook in navolging van andere voorstellen gezegd - en de commissie is daarmee akkoord gegaan - om zaken als deze bij machtiging te verstrekken, omdat het gaat om de voortgang van voorstellen, omdat het ook gaat om de slagvaardigheid van voorstellen, de heer Kroes wijst daar terecht op. Er is toen wel nadrukkelijk in de commissiediscussie afgesproken dat - en ook daar wijst de heer Kroes op - het gekoppeld kan worden bij verslag aan de Marap en wat wij hier besluiten bij besluit nr. 3. Wanneer nu 24 de heer Greving zijn motie indient om b. en w. te machtigen tot het toekennen van subsidies na voorafgaande raadpleging, dan denk ik dat wij niet meer echt naar de letter spreken over machtiging, maar gaat het toch over advisering in de commissie vooraf. Dan denk ik dat wij in de problemen komen met de slagvaardigheid en dan kun je niet meer spreken over machtiging zoals omschreven staat in punt 2. Het college zou het amendement dan ook willen afraden, juist omdat er ook toezeggingen zijn gedaan om bij de Marap en ten tweede bij het jaarlijkse verslag te rapporteren. Dat is de opmerking naar aanleiding van de heer Greving. De Nieuwe Leeuwarder Partij heeft moeite met de additionele banen. Ik moet erkennen dat er altijd wat een spanningsveld bestaat als het gaat om verdringingseffecten. De heer Jacobse vraagt de raad om daar voorzichtig en zorgvuldig mee om te gaan. Dat gebeurt uiteraard, maar het gebeurt ook aan de hand van nauw omschreven criteria, het gebeurt ook aan de hand van voorstellen die als het gaat bijvoorbeeld om Stichting Werk wijzer ook in het bestuur worden besproken, ook aan de hand exact van criteria die vastgesteld zijn. Dan lijkt het mij goed om rapportages achteraf te doen plaatsvinden, zodat die controle door de raad plaats vindt. De heer Kroes heeft gevraagd wat voor invloed het heeft als het amendement zal worden aangenomen. Daar ben ik op inge gaan, dan is er geen sprake meer van mandatering, dan is er sprake van de normale procedure van een voorstel en dat lijkt mij binnen het geheel niet wenselijk. De heer Greving: Voorzitter, als er wel voorafgaande raadple ging zou zijn, in dit geval bij de Commissie Economische en Sociale Zaken, dan zou dat de voortgang, de slagvaardigheid, kunnen bemoeilijken. Er vindt uiteraard achteraf rapportage plaats. Er is ook opgemerkt dat er voldoende garanties zijn dat de projecten in het kader van additionele werkgelegenheid zullen liggen, dat het daar niet buiten zal gaan. Dat denk ik ook wel, maar het gaat vaak om een prioriteitsafweging en ik neem ook aan dat het college graag de signalen vanuit de raad en vanuit de commissie wil gaan betrekken bij het ontwikkelen van beleid op dit punt. Als wij niet zouden mandateren, ik handhaaf de mandatering in het voorstel, dan zouden in prin cipe die projecten gewoon de raad moeten passeren en zou de raad daar fiat aan moeten geven. Nu kunnen wij zeggen met een simpele procedure via de commissie, de commissie wordt ge raadpleegd, hoeft dat niet persé via de raad te gaan en betrek je toch maximaal de raad bij het totstandkomen van die eenmalige projecten. Ik vind die eenmalige projecten uiterst 25

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 13