ministers om het standpunt te heroverwegen, willen wij ons daar graag bij aansluiten. Wij zullen de motie om die reden dan ook zeker steunen. Mevrouw Inberg: De D66-fractie staat achter deze motie. Met name, zoals de heer Krol zegt, omdat de argumenten niet duidelijk zijn. De agrarische belangen in onze provincie zijn ontzettend groot. Uit contacten met onder andere het Land bouwschap hebben wij begrepen dat ook hen niet duidelijk is geworden om welke reden de minister de vestiging hier vandaan haalt. Er zullen andere belangen in het spel zijn, maar het lijkt ons zinnig dat waar het Landbouwschap ook in de hoogste regionen heeft geprobeerd om de juistheid van dit besluit te bestrijden - en ook heeft gefaald - op dit moment contact te zoeken met het Landbouwschap en andere landbouworganisaties om deze brief naar het ministerie te sturen. Daarbij zou er ook contact gezocht kunnen worden met de natuur- en milieu organisaties die ook verbijsterd zijn door dit besluit. Het is natuurlijk heel aardig als Landbouw en natuur- en milieu organisaties elkaar kunnen vinden, want die hebben in deze provincie zo vaak tegenover elkaar gestaan. Het lijkt mij ook heel zinnig als Leeuwarden het voortouw neemt om gezamenlijk actie te ondernemen. De Voorzitter: Namens het college kan ik u zeggen dat ik blij kan zijn met de wijze waarop de raad reageert op het voorstel gedaan bij deze twee ingekomen stukken om verdere activitei ten te ondernemen met betrekking tot toch een poging om de Regionale Beleidsdirectie en/of het regiokantoor Dienst Uitvoering Regelingen in Leeuwarden te krijgen c.q. te hou den. Het sluit ook aan bij de wijze waarop onlangs, het verzoek van de heer Van der Lely aan de dienst, waar wij ook over waren ingelicht vantevoren, en waar ook contact over geweest is, waarom vanuit Leeuwarden andere argumenten gelden; ten tweede de opstelling van het personeel en de derde een minstens zo aardige argumentatie is op 7 juni 1994 verschenen van de Friese en Flevolandse standsorganisaties, die wel meer ingaan op de argumentatie zoals ook steeds door de gemeente Leeuwarden is gehanteerd. Kort gezegd, het argument van het netwerk is hier meer aanwezig dan bij de andere kandidaten, want uit de berichtgeving van de minister moeten wij opmaken, zeker ook gelezen het persbericht en gehoord de toelichting van de projectleider de heer Visser die bezig is met de reorganisatie, dat met name de personele en sociale argumen ten de doorslag hebben gegeven, althans bij het huidige voornemen van de minister. De standsorganisaties evenwel 24 noemen dat argument wel, maar gaan zeer in op het argument dat in Leeuwarden als enige van de drie genoemde vestigings plaatsen de meeste dienstverlenende organisaties op het terrein van Landbouw, zowel in de primaire kolom als in de secondaire kolom, zijn gevestigd. Zij hebben uitgezocht dat wanneer je al zou kiezen voor een stad buiten Leeuwarden, dat je dan eerder in Assen terecht zou komen dan in Groningen, want daar zijn in ieder geval nog landbouworganisaties geves tigd. De Groningse en Drentse landbouwwereld heeft zich onlangs ook gereorganiseerd en daarin is met name Assen naar voren gekomen als een plek waar meer standsorganisaties zijn gevestigd. Zij gaan vanuit die invalshoek ook de minister benaderen met een hernieuwd pleidooi. Wij kunnen u bij kopie dat stuk toezenden, het is net binnengekomen. Vervolgens stelt men wederom voor dat de minister nog eens zou moeten nadenken of het toch niet beter zou zijn, daar waar Noord- Nederland eigenlijk gedomineerd wordt door agro en agrobus- siness, om toch te zien of er een tweedeling denkbaar is met behoud van de kantoren Leeuwarden en Groningen, waarbij dan opnieuw wordt bekeken of enerzijds als westvleugel Friesland Flevoland zou kunnen gelden en anderzijds als oostvleugel Groningen en Drenthe. Dat is een subvariant dat men ook nog graag aan de minister wil voorhouden. Ik zou namens het college dan ook willen voorstellen dat het college de motie ziet als een steun in de rug om hernieuwde actie te onder nemen om de argumentatie boven water te krijgen, maar ook om de argumentatie zoals zoeven aangegeven door de standsor ganisaties mee te betrekken in een laatste duidelijke brief van het gemeentebestuur van Leeuwarden, omdat dat zeer goed aansluit bij de knooppuntargumentatie die wij altijd naar voren gebracht hebben. Zodoende kunnen wij dan een samenvat ting maken van al die recente bewegingen die de heer Krol terecht aanvoert, waarbij in de ogen van het college ook deze laatste brief van de standsorganisaties een rol zou kunnen spelen. Het is ook aardig om daarin het argument te vermelden waarom het VNO-Noord als werkgeversorganisatie uitdrukkelijk heeft gekozen voor Leeuwarden. De economische vooruitzichten die te zien zijn bij de concentratie van de directie in relatie tot ontwikkelingen die er zijn bij het internationaal agrarisch handelscentrum in de Frieslandhalzone, ook dat is in de tussentijd gebeurd, zouden wij daarin kunnen meenemen. Het college is van mening dat het goed is om met een her haling van de tekst voor de beslissing te komen, maar met zoveel mogelijk aanscherpende argumentatie ook van anderen in een soort finale toonzetting aan het ministerie te presen teren. Als het college de motie zo mag uitwerken, dan zou ons dat een lief ding waard zijn en is het college van mening dat dit een ruggesteun is van het voorstel dat wij hebben gedaan 25

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 13