stel bij amendement om dat te verlaten tot f 320,bij punt 1.1.1. Als ik die zin op papier moet zetten, wil ik dat best doen, maar moeten wij hier zo formalistisch met elkaar wor den? Men doet wel wat lachwekkend over geruchten, maar ik con stateer dat bij het onderzoek van de Frieslandhal dit met name gebaseerd was op wat wij bij geruchten hoorden. Vaak weten wij heel veel niet en moeten dat uit informele zaken hebben en dan moet op een gegeven moment de onderste steen boven komen. Als je alles formeel al weet, hoef je geen onderzoek meer te doen. Ik ga ermee akkoord dat wij thans deze motie even aanhouden of op een ander moment bespreken in de commissie of bij de vaststelling van de tarieven van het OLAF voor het komende jaar. Wij komen hier zeker nog op terug. De heer Den Oudsten: Ik zou nog een korte opmerking willen maken, niet zo'n aardige overigens. Dit is typisch een spelletje van hoe kunnen wij raadsver gaderingen langer maken dan strikt nodig is. De heer Krol heeft een heel verhaal gehouden over een egalisatiefonds, in de commissie is dat ook uitgebreid aan de orde geweest. De wethouder heeft gezegd dat er zo'n fonds komt. Hij heeft in de commissie ongeveer op dezelfde manier geantwoord als hij nu heeft gedaan. De heer Krol wist bijvoorbeeld dat hij de motie die hij achter de hand had niet behoefde in te dienen, want hij kende het antwoord vantevoren. De heer Krol: Dat is een flauwe opmerking. De Voorzitter: Het is formeel zo dat de heer Jacobse natuur lijk kan aangeven op een ander bedrag te willen gaan zitten, dat kan in het stemgedrag over het collegevoorstel tot uiting komen, door daar tegen te zijn. Er vindt evenwel geen andere besluitvorming plaats dan over dat voorstel, wanneer niet een formeel wijzigingsvoorstel is ingediend. Die tweedeling moet ik toch aanbrengen, hoe formeel het ook klinkt. Meestal laat de indiener zich ook leiden door de inschatting van de af loop, maar dat is geheel naar eigen taxatie. De heer Jacobse: Ik zal die hint aannemen en wij zullen tegen het collegevoorstel stemmen. 54 De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.met de aantekening dat de NLP-fractie geacht wil worden te hebben tegengestemd, met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Punt 14 (bijlage nr. 125). Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter: De heer Brinks wil de motie toelichten welke hij aan het begin van de vergadering heeft ingediend. De heer Brinks: De motie is een vervolg op wat wij in februari j.l. in de raad aan de orde hebben gehad. Toen hadden wij een wijziging op de Uitkerings- en Pensioenveror dening voor wethouders aan de orde en constateerden wij dat er verruiming van die uitkeringsverordening voorgesteld werd, namelijk wethouders zouden zowel van het mannelijk als het vrouwelijk geslacht kunnen zijn, want hun nabestaanden zouden zowel mannen als vrouwen kunnen zijn. Dat was een verruiming. Wij constateerden toen ook dat paren die ongehuwd samenwonen niet voor een nabestaandenregeling in aanmerking kwamen. Ik heb toen een motie ingediend waarvan de voorzitter heeft gezegd: laten wij dat beschouwen als niet een amendement op het voorstel, maar laten wij het beschouwen als een soor tement van uitzoekmotie om te kijken of het mogelijk is en dergelijke. Wij hebben in de Commissie Bestuur en Middelen de voorlaatste keer een notitie gehad van de afdeling POI-con- cern waarin duidelijk gezegd werd dat de wet voorschrijft dat nabestaanden een bepaalde definitie heeft en de wet mag niet ruimer uitgelegd worden dan voorgeschreven. Je mag wel beper- kender zijn, maar niet ruimer. Ik vind eerlijk gezegd dat in een gemeente waar wij proberen een heel positief emancipatie beleid en een actief emancipatiebeleid te voeren het normaal zou moeten zijn dat wij niet gaan discrimineren op basis van burgerlijke staat. Vandaar dat ik nu aan de raad een uit spraak vraag. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 juni 1994; overwegende 55

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 28