onomkeerbare processen in werking gesteld werden. Als wij het voorstel lezen zoals dat er nu ligt, moeten wij vaststellen dat op dit onderdeel het voorstel afwijkt van het voorstel zoals dat er in juli was. Juist op dit belangrijke punt. Dan doel ik daarmee op de zinsnede "eventuele personele conse quenties als gevolg van de effectuering van de taakstelling in de periode 1 augustus - 1 oktober heeft geen onomkeerbare consequenties voor de mogelijke overgang van het personeel naar de nieuwe welzijnsinstelling.Wij beschouwen dat als de zekerheidsstelling zoals wij die in juli j.l. gevraagd heb ben. Onze vraag aan de wethouder is nu of hij dat met ons eens is. Een tweede vraag betreft het feit dat wij vanmiddag een aangetekend schrijven gehad hebben (een aantal commis sieleden) van de accountant van de Stichting Jongerenwerk Leeuwarden. Die geeft aan dat er een verkeerde berekenings wijze is toegepast, waardoor er nu een tekort is van f 49.000, Bij navraag is mij gebleken dat dit er zelfs toe kan leiden dat er op dit moment feitelijk niet voldoende geld is om de lonen te betalen. Is de wethouder daar iets van bekend? Ten derde zijn wij natuurlijk benieuwd naar de reactie op de motie. De heer Van Olffen: Voorzitter, ook ik heb een voorbehoud gemaakt in de laatste commissievergadering voor de vakantie en wel om dezelfde reden als door de heer Terpstra is ver woord. Het was mij ook niet duidelijk waarom je niet in de bevoorschotting tot uitdrukking kon brengen het raadsbesluit zoals wij dat genomen hebben. Naar ons idee moest het moge lijk zijn om in die bevoorschotting al de teneur van het raadsbesluit tot uitdrukking te brengen. Het college heeft ons verzekerd dat dat onmogelijk was. Daarna hebben wij mogen constateren het onomkeerbare waar wij bang voor waren. De hypothetische vraag was, moet je nu mensen ontslaan die je op basis van kwaliteit na 1 oktober weer moet terughalen. Toen bleek dat die onomkeerbare gevallen door het college gedekt werden, heb ik het voorbehoud terug genomen. Overigens ben ik ook benieuwd naar de reactie van de wethou der over de gestelde vragen. De heer Greving: Ik wil er in het kort nog iets van zeggen, voorzitter Wij hebben ons dadelijk als fractie achter het collegevoor stel gesteld om tot deze verdeling over te gaan, omdat dat 37 het enige is waar je bestuurlijk houvast aan hebt. Wij hebben aan de taken tot nu toe nooit een financiële labeltje gehan gen. Dat maakt het voor de raad helaas bestuurlijk onmogelijk om een andere verdeling te kiezen. Ik betreur het in hoge mate dat de welzijnsinstellingen, de besturen daarvan, niet eerder tot goede zaken zijn gekomen. Het was op hun eigen verzoek dat de nieuwe organisatie er zou komen op 1 augustus 1994. Daarmee is een stuk van de bezuinigingen naar achteren geschoven, terwijl een ander deeltje naar voren werd gehaald. Dat was hun eigen verzoek en zij hebben daar tot nu toe onvoldoende invulling aan kunnen geven. Dat vind ik juist zo jammer voor het welzijnswerk dat hard nodig is ook in deze gemeente en wat vanuit de nieuwe instelling veel beter en efficiënter gedaan kan worden. Ik vind het jammer dat het zo ligt. Ik wil ook naar het college toe zeggen dat ik van hen verlang dat in de toekomst, als weer dit soort zaken spelen, wij voor ons zelf heel duidelijk een tijdpad moeten hebben waarop fatale data vallen, wanneer ontslagen door het bestuur aangevraagd moeten gaan worden. Ik weet wel dat dat de ver antwoordelijkheid van de besturen is, maar het is nu op een wat laat tijdstip gedaan. Ik wil toch, even terug kijkend op de hele gang van zaken zoals die nu geweest is, zeggen dat ik daar niet gelukkig mee ben. Maar ik steun het voorstel zoals dat er nu ligt. De heer De Jong (weth.): Voorzitter, de bevoorschotting en de subsidiëring in de overgangssituatie van 1 augustus tot 1 oktober 1994 voor de onderscheiden instellingen is inderdaad in de commissievergadering van 19 juli j.l. uitvoerig aan de orde geweest. Daar hebben wij geconstateerd dat op dat ogen blik niet een meerderheid het voorstel steunde. De heer De Jong begint daar in zijn inleiding over. Ik wil daar in het algemeen dit van zeggen. Ik denk dat de heer Terpstra de spijker op z'n kop slaat. Als je kijkt naar het raadsvoorstel zoals dat nu voorligt, dat ben ik volstrekt met de heer Terpstra eens, dan staat daar een passage in waarom met name gevraagd is door CDA-fractie en ook door de PvdA- fractie. Die duidelijkheid is gegeven in dit raadsvoorstel. De zienswijze die de heer Terpstra daarover heeft kan ik delen, dat zeg ik hem. De heer De Jong vraagt of er na de commissievergadering nog overleg heeft plaatsgevonden. Er vinden voortdurend overleg gen plaats. Ik heb ook begrepen dat er wat onderliggende stukken zijn geraadpleegd. Hij zegt dat hij daar niet bij is geweest. Dat heeft geenszins te maken, laat ik dat heel duidelijk zeggen tegen de heer De Jong, met getalsmatige verhoudingen, absoluut niet. Als die suggestie hier zou liggen, dan wil ik die meteen afwijzen. Dat is niet aan de 38

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 20