over gesproken heeft en dat in de pers ook signalen zijn
geweest waarin men denkt dat het zal komen tot een aanzien
lijke tegenvaller voor de gemeente. Er zijn bedragen genoemd
van zelfs tot f 1 miljoen. Ik zal geen enkel raadslid het
recht ontzeggen om zaken te roepen, ik denk dat dat ook goed
is, alleen waar ik mee te maken heb gehad, is dat ik in ge
sprekken met de HWL over dit subsidieverzoek geconstateerd
heb dat juist door die opmerkingen die gemaakt zijn er ver
wachtingen werden gewekt. Ik denk dat ik nog eens nadrukke
lijk het standpunt van het college daarin heb verwoord.
De heer Hoogeveen haalt een oratie van professor Meijerink
aan als hij het heeft over het einde van de stopverfstaat en
wijst nog eens op wat er dan allemaal mis is gegaan. De
ironie is natuurlijk dat vorig jaar in november deze raad
besloten heeft om bijvoorbeeld verhalen over de formatie
plaatjes te schrappen en dat juist aan het einde van die
discussie, dus een jaar later, die discussie zich toegespitst
heeft op die formatieplaatjes. Ik denk dat wij met elkaar van
het hele proces zoals dat gelopen is, dit proces loopt langer
dan een half jaar, het loopt al tweeëneenhalf jaar, wel heel
veel kunnen leren. Ik denk dat het goed is om in de Commissie
Welzijn daar nog eens zeer openhartig met elkaar over te
spreken.
Vorige week heeft het college het besluit genomen om Voor
streek nr. 106 - dan hebben wij het over het onderhandelings
akkoord met de jongeren - om niet in gebruik te geven tot 1
augustus 1995 als het gaat om te voorzien in een tijdelijke
overgangssituatie.
Gisteren heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de jonge
ren en HWL en ik heb vandaag het signaal gekregen dat de
activiteiten jongerenwerk vandaag van start gegaan zijn, c.q.
van start gaan.
Wat ik ook wil melden is dat er op dit ogenblik weer sprake
is van contacten tussen het HWL-bestuur en het SJL-bestuur.
Ik vind dat een verheugende ontwikkeling, er zit weer bewe
ging in de zaak. Het HWL-bestuur heeft SJL ook aangeboden om
een zetel vrij te maken in het HWL-bestuur voor een bestuurs
lid uit de SJL. Dat is, zo heb ik begrepen, goed ontvangen.
Dat zijn hoopgevende ontwikkelingen wat betreft de perikelen
rond de welzijnsinstelling.
Het leek mij goed om daarmee mijn bijdrage te beëindigen.
Mevrouw Vlietstra (weth.Voorzitter, een aantal fracties
heeft opmerkingen gemaakt die te maken hebben met LIS, het
project waar wij midden in zitten. Daarin zijn begrippen als
betere sturing, heldere rollen, grotere effectiviteit, etc.
96
opnieuw benadrukt. Ik denk dat ik daarover kort kan zijn.
Het college vindt onverkort dat LIS een belangrijke operatie
is. Wij geven daar ook een hoge prioriteit aan, zowel college
als Centrale Directieraad doen dat, er wordt hard aan ge
werkt. Wij liggen aardig op schema, wij blijven binnen het
budget, er is een goed overleg met zowel de adviesgroep LIS
als het MZC-platform. U weet ongetwijfeld dat op dit moment
een heel belangrijke actie is het vervullen van de sleutel
functies; de vorming van de nieuwe diensten en de concern
staf; het besturingsmodel is bijna klaar, dat zal 16 januari
1995 in de raad aan de orde gesteld worden. Kortom, de zaak
loopt zoals wij ons dat hadden voorgenomen.
In vind het aardig om in dat verband een aantal opmerkingen
van mevrouw De Haan te noemen. Zij noemde een aantal nieuwe
functies met name ook voor de raad, zij sprak ook over een
nieuwe bestuursstijl. Mij lijken dat zaken die ook met name
als de discussie gevoerd gaat worden over dat besturingsmodel
daarin een plaats zouden kunnen krijgen. Ik zou u daar in elk
geval graag toe uit willen nodigen.
Overigens is voor een deel die nieuwe bestuursstijl terug te
vinden in de sociale vernieuwingsaanpak. Als wij het bijvoor
beeld hebben over het bij elkaar brengen van partijen om
gezamenlijk oplossingen te zoeken voor maatschappelijke
problemen, dan denk ik dat wij daar in het kader van sociale
vernieuwing de afgelopen twee jaar duidelijk vorderingen in
hebben gemaakt. Daar staan inderdaad problemen en wensen van
bewoners in sociale vernieuwingswijken centraal en wordt ook
geprobeerd om zichtbare effecten te realiseren en niet alleen
maar dikke verhalen te schrijven.
Mevrouw De Haan heeft gerefereerd in dit kader aan de uit
breiding van het wijksignaleringssysteem. Ik ben het met haar
eens dat dat een belangrijke stap vooruit is. De uitbreiding
van dat signaleringssysteem over de hele stad omdat je daar
mee periodiek informatie kunt krijgen over zaken die te maken
hebben niet alleen met wonen en woonomgeving, maar bijvoor
beeld ook met werken, met gezondheid, met sociale structuur,
etc. Ik ben het ook met haar eens dat die informatie uiter
aard betrokken moet worden bij beleidsontwikkeling, want daar
verzamelen wij die informatie ook voor.
Zij heeft als suggestie gedaan dat de uitkomsten van de
eerste brede stadsenquête een plek zouden kunnen krijgen in
een stadsdebat. Dat lijkt mij een uitstekende zaak. Zij heeft
daar ook een motie over ingediend. Die motie valt in twee
delen uiteen. Het eerste deel is dat zij het college vraagt
om de opzet en de vraagstelling van de enquête aan de orde te
stellen in de Commissie Bestuur en Middelen. Dat is deze
eerste keer niet meer mogelijk omdat de vragenlijst in feite
al klaar ligt en verspreid kan worden. Maar ik denk dat het
97