beoordeling ook niet nodig. Dit is het zoveelste financiële
debacle. Het aanzien van de politiek wordt nog verder ge
schaad als verantwoordelijken daar geen consequenties aan
verbinden. Andere partijen hebben te kennen gegeven ook van
mening te zijn dat de politieke verantwoordelijkheden helder
zijn. Maar de vraag of dit politieke consequenties moet
hebben willen zij laten afhangen van de mate van eventueel
verwijtbaar handelen. Voorzitter, wij leggen ons bij het
politieke feit neer, dat de meerderheid van de raad thans
geen inhoudelijk oordeel over de overschrijding wenst te
geven. Indien een relevante groep van raadsleden of fracties
een onderzoek wil naar de wijze waarop het beleid is uitge
voerd, als onderdeel van haar controlerende taak, dan moet
dat kunnen. Ook al hebben wij dit voor onze afweging niet
nodig, wij zullen ons niet langer tegen zo'n onderzoek ver
zetten. Dat betekent dan ook, dat mijn fractie vandaag geen
inhoudelijk oordeel zal geven over de overschrijding op zich.
Ik ga er nu ook niet verder op in.
Voorzitter, kennis maakt macht, onkunde onmachtig. In ons
staatsbestel is het voor gemeenten zo dat de uitvoerende
macht berust bij het college, de wetgevende en controlerende
taak bij de raad. Het college is verplicht alle informatie
aan de raad te verstrekken die nodig is die taak te verrich
ten. In dit bijzondere geval heeft de raad nog eens nadrukke
lijk uitgesproken, dat zij nauwgezet op de hoogte wenst te
blijven van de ontwikkelingen, met name op budgettair ter
rein. Dit is door de wethouder van toen namens het college
ook nadrukkelijk toegezegd. Voorzitter, in de ogen van mijn
fractie is onomstotelijk vast komen te staan dat het college
bewust de raad relevante informatie heeft onthouden. Vast
staat dat in de eerste week van februari een brief van BAM BV
is binnengekomen waarin melding wordt gemaakt van financiële
verschillen. Vast staat dat in februari wethouder Heere het
college heeft geïnformeerd over problemen rond het Stadskan
toor. Vast staat dat loco-secretaris Van den Berg bij stuk
van 8 maart de Centrale Directieraad heeft geïnformeerd over
de financiële problemen bij de bouw en de budgetbewaking
daarvan. Vast staat dat de heer Van den Berg in april j.l.
zijn eindverslag inleverde over zijn gedeelte van het budget.
En vaststaat dat pas in de tweede helft van november de raad
via de commissie Middelen is geïnformeerd.
Vraag 1 is: Was de informatie die onthouden is relevant? Ja,
zowel bij de Voorjaarsnota 1995 als bij de bespreking van de
te ontwikkelen Voorjaarsnota 1996 was dit relevante informa
tie, om maar eens twee momenten te noemen. Ja, de raad heeft
immers nadrukkelijk gezegd dat dit voor haar relevante infor
matie was. Het college heeft dit door haar toezegging onder
10
kend.
Tweede vraag is, is het de raad bewust onthouden? Ook dan
moet helaas het antwoord "ja" zijn. Gelet op wat ik gezegd
heb over de afspraken in de raad gemaakt, mag van de doorge
winterde politici, zoals de leden van het college toch zijn,
aangenomen worden, dat zij op de hoogte waren van die afspra
ken en toezeggingen. In het verslag van de Stuurgroep van 23
maart j.l. staat als besluit: De rapportage aan de Stuurgroep
wordt losgekoppeld van de rapportage aan de raad. Mede gelet
op de opmerking van mevrouw Vlietstra dat het hier de laatste
vergadering van de Stuurgroep betreft, kan de conclusie niet
anders zijn dat het feit dat het 42ste verslag nooit naar de
commissie is gestuurd, een bewuste beslissing is geweest.
Blijkbaar mocht de commissie de inhoud daarvan niet weten.
Voorzitter, het lijkt mij dat de mede-verdediging van mevrouw
Vlietstra en het college van: hadden we het maar geweten dan
hadden we jullie wel geïnformeerd, voldoende is weerlegd.
De laatste verdedigingsstrohalm, waar het college zich nu aan
vastklampt, is de mening, dat zij vond dat er eerst helder
heid moest zijn over de tekorten en de procesbeschrijving
daarbij. Los van het feit, dat dit in strijd was met de
gemaakte afspraken en gedane toezeggingen lijkt mij dit ook
een hoogst twijfelachtige stelling. De tussenrapportage die
thans voorligt is van zo'n algemeen niveau, dat mijn fractie
het een blamage voor het college en het ambtelijk apparaat
zou vinden als dit het resultaat was van maanden onderzoek.
Dan kunnen we het onderzoek ook wel afblazen, want als dit
alles is wat het college in maanden bijeen heeft vergaard,
dan moet het voor de onderzoekscommissie onmogelijk worden
geacht in twee maanden met een gedetailleerd rapport te
komen
Voorzitter, ik mag toch aannemen dat het college hoge priori
teit aan deze kwestie heeft gegeven en direct zelf een diep
gaand intern onderzoek heeft bevolen.
Voorzitter, ik kom terug bij de stelling van mijn fractie.
Mijn fractie acht aangetoond dat het college in het algemeen
en de wethouder Middelen als eerst verantwoordelijke, de raad
relevante gegevens heeft onthouden. Mijn fractie acht dat zij
op zijn minst aannemelijk kan maken, dat het college in het
algemeen en de wethouder Middelen als eerst verantwoordelijke
in het bijzonder, zich van het belang van die gegevens voor
de raad bewust zijn geweest. Mijn fractie acht bewezen dat
het college in zijn algemeenheid en de wethouder Middelen als
eerst verantwoordelijke in het bijzonder er bewust voor
gekozen hebben de raad deze informatie te onthouden. Mijn
fractie acht dat aannemelijk kan worden gemaakt dat de moti
vatie van het college op zijn minst rammelt. Mijn fractie
acht de positie van de wethouder Middelen onhoudbaar gewor-
11