strijden over de vraag of het goed is dat de gemeente zich
met een verordening als voorgesteld bezig houdt. Onze fractie
acht het decentralisatiestreven op dit terrein evenwel een
goede ontwikkeling. B. en w. had er onzes inziens beter aan
gedaan niet in de toelichting op te nemen dat het college de
landelijke afweging over het aantal koopzondagen niet wil
overdoen. Ook als bepaalde ingekomen reacties en discussies
geen andere argumenten bevatten dan landelijk - en dat is
onzes inziens in dit geval zo - kan b. en w. dat feit beter
niet afdoen op de wijze zoals dat nu is gedaan. Wij spreken
hier over een plaatselijke verordening in het kader van
decentralisatie van bevoegdheden. De plaatselijke argumenten
over het aantal koopzondagen, de CDA-fractie heeft daarnet
nog een aantal geleverd, hoeven wellicht niet te verschillen
van de landelijke, maar de verhoudingen in de regionale
samenleving en in de politiek kunnen daarvan wel verschillen.
Veel mensen, ook mijn partijgenoten, vragen zich af of een
verdere liberalisering van de winkelsluiting wel zo'n goede
zaak is. Een en ander vooral naar aanleiding van de wetsvoor-
bereiding winkelsluiting 1996. Veel kleine ondernemers zouden
nog meer en nog harder moeten werken, zij zouden zelfs van de
markt worden geveegd en het sociale leven leidt eronder.
Kortom veel verworvenheden zouden verloren gaan. Men kan
hierover verschillend denken, maar een verruiming heeft in
theorie en volgens onderzoek een positief effect op de econo
mie en op de werkgelegenheid. Ook al is er vanzelfsprekend
zorg en zijn er schaduwzijden en schokeffecten te verwachten.
Op plaatselijk en regionaal niveau zijn afwegingen te maken
om bepaalde verworvenheden te behouden, maar dat kan ook zijn
prijs hebben. De lopende landelijke discussie in het kader
van het nieuwe wetsvoorstel over de winkelsluiting 1996 werpt
zijn schaduw fors vooruit. Sommigen lijken die discussie en
de behandeling van de verordening wat door elkaar te halen,
anderen vinden daarin klaarblijkelijk een reden om maar vast
aan de slag te gaan, gelet ook op de incidenten van afgelopen
zondag.
Anticipatie op komend beleid kan zeer wijs zijn, maar het kan
ook averechts werken. Ik meen toch hier te moeten zeggen dat
naar mijn oordeel justitie een risico heeft genomen ten
aanzien van de geloofwaardigheid van de overheid in zijn
totaliteit. Verder liberalisering moet volgens onze fractie
daarom fasegewijs plaatsvinden, waarbij direct betrokkenen,
vakcentrales en adviesinstanties en dus sinds kort dus ook
wetshandhavers, een sleutelrol moeten spelen. In het kader
van de voorliggende verordening is onze fractie verheugd over
het feit dat de Kamer van Koophandel en de overlegcommissie
Midden-en Kleinbedrijf daarmee tot overeenstemming is geko
men. Dat resultaat is conform het Collegeprogramma en wat ons
betreft een voorbeeld voor en een meetlat bij verdere libera-
24
liseringsvoorstellen.
Moge het duidelijk zijn, voorzitter, dat naar aanleiding van
mijn betoog, wij geen behoefte hebben aan het amendement van
de CDA-fractie en dit dus afwijzen.
De heer Oreving: Voorzitter, ik wil ten aanzien van de veror
dening die voorligt eerst beginnen met een stuk waardering
uit te spreken voor de zekere verruiming die er ook zit in de
winkelsluitingsmogelijkheden, met name de koopavonden, ook
rond de feestdagen en Sint Nicolaas. Dat zijn een aantal
verruimingen die mij aanspreken. Ook de vergunningverlening
rond de avondwinkels is iets wat positief wordt gewaardeerd
bij mijn fractie. Wat dat betreft dus instemming.
Een pijnpunt voor mijn fractie is toch de verruiming van de
zondagsopening. Ik heb dat in de commissie ook al naar voren
gebracht. Wat dat betreft wil ik toch nog even teruggaan naar
het doel van de Winkelsluitingswet, zoals die oorspronkelijk
oorspronkelijk 1930 tot stand is gekomen. Het doel van die
wet was om winkeliers enerzijds rust te geven, zodat zij in
staat zouden zijn om deel te nemen aan het maatschappelijk
leven en anderzijds de eerlijke concurrentie tussen winke
liers in stand te houden om uitwassen van het marktmechanisme
te beteugelen. De wensen van de consument speelden daarbij
toen geen grote rol. Het lijkt erop dat dat nu veranderd is
en dat het nu juist gaat om de behoefte die de consument
heeft. Wij komen nieuwe fenomenen tegen als funshopping en
dergelijke. Maar als wij tegelijk kijken naar het aantal uren
dat de gemiddelde werknemer op dit moment bezig is, laten wij
uitgaan van 38 uur, en de openingstijden van winkels, zijnde
53 uur, dan heeft iedere Nederlander ook met een volledige
baan nog altijd 15 uur per week de tijd om zijn inkopen te
doen. Dan moet je je afvragen of nu die zondagsrust opgeof
ferd moet gaan worden aan ook dat koopgedrag van een aantal
consumenten. Voor mij is de behoefte van consumenten om ook
op de zondag inkopen te kunnen gaan doen niet allesbepalend.
Het is opvallend dat deze verruiming nu tot stand komt zonder
dat er, ook van ministeriezijde, een gedegen onderzoek is
gedaan naar de behoefte. Mijns inziens zou het op korte
termijn weer kunnen wegebben.
Maar het grootste probleem dat mijn fractie heeft met de
zondagsopening van winkels is dat daarmee de rustdag in
gevaar komt. Een rustdag die al zo oud is als de wereldge
schiedenis zelf, met de schepping ingesteld door God zelf en
ook vastgelegd in de Joodse wetten van oorsprong, maar ook de
wetten van het christendom. Daarin ligt gelukkig vast dat de
aarde geschapen is met een ritme en dat dat ook in het werk-
25