zouden kunnen hebben om via de normale lijn van ambtelijke
advisering b. en w. en commissie in ieder geval daarover
helderheid te krijgen.
Het tweede punt door de heer Koops genoemd, is dat hij het
jammer vindt dat het college onder verwijzing naar de alge
mene landelijke argumentatie de zaak afdoet. Wanneer wij
stellen die discussie niet te willen overdoen, betekent dat
niet dat wij geen interesse zouden hebben in het opzoeken van
typische Leeuwarder argumenten, maar wij hebben daarmee juist
willen benadrukken dat die landelijke argumentatie in ieder
geval ook de onze is. Dat moge dan hier nog een keer duide
lijk gemaakt zijn. Het is wel waar dat er een Leeuwarder
specifiek argument gezocht zou kunnen worden. Dat sluit ook
aan bij de opmerking van de heer Gros dat een overweging bij
het college is, ook in dit voorstel, binnen Friesland in
ieder geval één gemeente, in dit geval de hoofdstad, die
regionale koopkracht te laten aanzuigen. Ik wil er heel
duidelijk over zijn dat wij dat daar mede onder verstaan. (De
heer Koopa: Het gaat mij in het bijzonder om het feit dat
misschien landelijk wel dezelfde argumenten kunnen gelden op
plaatselijk niveau, maar dat de zwaarte van die argumenten
natuurlijk wel degelijk kan verschillen en de verhouding ook
hier in de raad ten aanzien van christelijke opvattingen
kunnen wel degelijk anders uitvallen op regionaal niveau. Dan
vind ik het wat te gemakkelijk om te zeggen wij nemen die
landelijke argumentatie tot ons. Die argumentatie kan wel
gelden, die deel ik ook, dat hebben wij ook aangegeven, maar
ik vind dat het iets te gemakkelijk is als het gaat om zo'n
proces als dit waarbij de bevoegdheden lager in de verschil
lende bestuursniveaus worden gelegd.) Maar daarom is het ook
een raadsbehandeling, daarover geen onduidelijkheid.
Het amendement van de CDA-fractie, ondersteund door de heer
Greving, en door de NLP.
Natuurlijk moet het college met respect kennis nemen van de
argumentatie ter zake van de zondagsrust, daar wil het colle
ge ook niet in treden, alleen is het heel moeilijk daarover
een discussie te voeren in termen van een veranderde eventue
le opstelling. Ik denk dat wij maar moeten constateren dat
het niet de redenering van de grootst mogelijke meerderheid
van het college was om deze argumentatie in het voorstel over
te nemen. Maar ik moet deze constatering doen om het respect
voor deze stellingname. Overigens ben ik het graag eens met
die sprekers die gezegd hebben die discussie niet te verwar
ren met die algemene zondagsdiscussie die nu sinds een aantal
weken heel erg aan het aanzwellen is. Het blijft hier gewoon
gaan om een uitbreiding van een type verordening dat wij al
jaren in Nederland kennen en waar nu puur concreet het aantal
van vier wordt veranderd in acht. Daarover kan iedereen zo
28
zijn mening hebben, b. en w. hebben zich laten leiden door
met name ook het verloop van de procedure, in feite het
inspraakproces, daar is een veelheid van betrokken organisa
ties op gemeentelijk niveau bij betrokken. Die hebben ons
mede tot de stelling gebracht dat dit een goed voorstel is,
ook als het gaat om het omgaan en het besturen met diegenen
die uiteindelijk deze invulling moeten geven. Gemeenten
organiseren geen koopzondagen, dat doen ondernemers. Gemeen
ten dienen regelgeving vast te stellen naar hun bevinden. Dat
is wat hier aan de orde is.
Ook aan de behoefte, met name aangegeven door de heer Gre
ving, zou ik wat dat betreft willen verwijzen naar de over
legprocedure die uitgebreid is geweest, ook van voldoende
rapportage is voorzien, waar dus uit blijkt dat men in Leeu
warden die behoefte blijkbaar wel ziet, anders zou er geen
ondersteuning voor dit voorstel zijn gekomen.
De vraag van de heer Jacobse of hij ervan uit kan gaan dat
dit wel wordt gehandhaafd. Het college voert een raadsveror-
dening uit, dat is ook zondag gebeurd en vorige week zaterdag
en vrijdag. Het college heeft geen extra vergunning verleend.
Dat is wat aan de orde is in het spel tussen college en
gemeenteraad. Daaraan kunt u ons altijd houden. Ook zelfs in
het uitvoeren van het handhavingsbeleid zal de gemeente
altijd daar waar het haar competentie betreft niets anders
doen, ook niet de burgemeester van Leeuwarden in zijn hoeda
nigheid als openbare orde handhaver, dan het inbrengen van
het gevoelen, sterker nog de verordening van de gemeenteraad.
Daarover kan ook geen onduidelijkheid bestaan. Alleen soms
kan het leiden tot, dat heb ik in het begin proberen uiteen
te zetten.
Dus uiteraard voeren wij de door ons nu aan u voorgestelde
verordening ten volle uit.
Het zal duidelijk zijn dat het college zou willen adviseren
het amendement van de CDA-fractie niet over te nemen.
De heer Koops: Voorzitter, ik heb in mijn betoog nog een
uitspraak gedaan waarvan ik gehoopt had dat u daar op zou
reageren, gelet op de vragen van de CDA-fractie in het vra-
genhalfuurtje, namelijk de stelling dat het gedrag van justi
tie toch een risico inhoudt ten aanzien van de geloofwaardig
heid van de overheid in zijn totaliteit, want de burger maakt
niet zoveel onderscheid tussen justitie, gemeente en andere
overheidsinstanties. Ik zou graag uw mening over deze stel
ling horen.
29