inhouden dat wij of een f 80.000,a f 85.000,minder
hoeven te subsidiëren, dan wel onze verkoopprijs nog wat
kunnen opschroeven. Dat zal mij verder lood om oud ijzer
zijn. Maar ik vind dat bedrag toch wel belangrijk genoeg en
wij voldoen dan toch nog aan de 40% deelname vanuit de ge
meente als het gaat om co-financiering.
In zijn algemeenheid dus waardering, maar ik houd nog even de
hand op de knip wat de bedragen betreft.
Mevrouw De Bruin: Voorzitter, voor ons ligt het voorstel om
het voormalig Stadhouderlijk Hof met de naastliggende woning
te verkopen aan de Stichting Monumenten in Friesland. Het
voormalig Stadhouderlijk Hof is van grote culturele betekenis
voor de gemeente Leeuwarden en zelfs voor de provincie Fries
land. De PAL/GL-fractie gaat het bij dit punt om twee dingen:
a. blijft het culturele erfgoed in de vorm van het Stadhou
derlijk Hof bewaard binnen de voorliggende plannen?
b. moet je uit principiële overwegingen dit soort plannen
als overheid niet in eigen beheer houden?
Dit laatste punt was voor mijn fractie een reden om in de
commissie een voorbehoud te maken.
Op basis van de voorliggende plannen die uitgewerkt zijn door
de Stichting Cultuur en Toerisme menen wij dat de culturele
waarde van het Stadhouderlijk Hof bewaard blijft en om in
termen van wethouder Timmermans te spreken: Leeuwarden zal er
zeker een aantrekkelijk cultuur-toeristisch produkt bij
krijgen.
Wrang vinden wij echter een van de argumenten die pleiten
voor verkoop van het Hof. Ook hier is sprake van achterstal
lig onderhoud en dat is niet voor het eerst. Ook bij Zalen
Schaaf, de Westerkerk en de Perkmavo hebben wij ons keer op
keer later verleiden door het argument dat er sprake was van
groot achterstallig onderhoud. De jarenlange bezuinigingen op
de onderhoudsposten dwingen ons blijkbaar om steeds meer
overheidsgebouwen af te stoten. Hier heeft mijn fractie grote
moeite mee.
In de commissie hebben wij ook uitgebreid stilgestaan bij het
gratis trouwen, ik zal daar nu niet weer over uitweiden, maar
mij geheel aansluiten bij de opmerkingen die de heer Ten
Hoeve daarover heeft gemaakt. Ik zou heel graag van de wet
houder willen weten: wij hebben als gemeente bedongen dat wij
het recht van eerste koop hebben, is het ook mogelijk om
vantevoren een maximumprijs hiervoor af te spreken?
40
De heer Gros: Mijnheer de voorzitter, wij gaan akkoord met
het voorliggende voorstel op grond van de navolgende overwe
gingen.
Het past binnen het kader van de verdere versterking van het
cultuur toerisme; door de van toepassing zijnde verkoopvoor
waarden blijft het karakter van het complex in de toekomst
gehandhaafd; de verkoopprijs is conform het taxatierapport,
weergegeven vanuit de verkoopwaarde; het geeft voor de ge
meente een aanmerkelijke besparing op de onderhoudslasten. De
plannen van Stichting Cultuur en Toerisme en de ondernemer
zijn goed onderbouwd en op grond daarvan wil de markt dit
project financieren.
Het Koninklijk Huis en Monumentenzorg heeft geen bezwaar
tegen verkoop.
Dit alles overwegende, inclusief het voortschrijdende in
zicht, heeft geleid tot het eerdergenoemde standpunt.
De hear De Jong: Foarsitter, yn de kommisjegearkomste ha wy
in foarbehald makke om't in oantal dingen üs noch net düdlik
wiene. Mei troch in feit dat wy in moai boekje yn hannen
krigen mei de resultaten fan de stüdzje nei de werbestimming,
binne wy positiver wurden. Ien ding hat noch hieltyd üs
soarch, lykas oare partijen. De gemeente jout dit pan feitlik
om neat wei. It subsydzje is ek de keapsom, mocht it plan om
gichem gean, dan hat de gemeente it rjocht fan earste keap.
De wethalder seit dan dat de wearde marktkonform fêststeld
wurde moat. Dy kin dan leech wêze, it pan stiet no ommers
bekind as dreech ferkeapber, mar kin ek hiel heech wêze. Soe
it dochs net better wêze om fantefoaren in weromkeapsom, al
as net indeksearre, hjirfoar fêst te stellen?
De heer TiauseraansVoorzitter, ik constateer met genoegen
dat alle fracties, ook de fracties die in de commissie nog
een voorbehoud maakten, zeggen dat wij dit toch maar moeten
doen, gelet op de kwaliteit van het voorliggende plan.
Dat laat onverlet dat er toch een aantal opmerkingen zijn
gemaakt en vragen zijn gesteld.
De belangrijkste is de opmerking over het financiële risico
wat de gemeente aangaat als zij onder deze constructie het
pand overdraagt aan de genoemde stichting. Er zijn twee
mogelijkheden. Het recht van eerste koop wordt vastgelegd op
basis van de dan bestaande marktwaarde. Dat is een marktwaar
de die vermoedelijk vrij laag zal liggen, mede gelet het feit
dat aan dit pand een gigantisch aantal kettingbedingen met
betrekking tot het gebruik aan de orde zijn. Ten tweede omdat
in de praktijk zou zijn aangetoond dat dit pand toch voor
41