iets gebeurt - en dat was deze zomer zo - dat er dan tot afsluiting overgegaan wordt, want ik denk dat het voor de hele beleving van dit gebied heel belangrijk is dat die tuin wel afgesloten kan worden maar in principe openbaar is. De heer Greving: Voorzitter, nog even over dat rekenverschil Wat ik ervan heb begrepen is dat er een rentepercentage in de raadsbrief wordt gehanteerd, maar dat dat rentepercentage op dit moment niet meer haalbaar is, want die f 2,2 miljoen zou gefinancierd moeten worden terwijl op dit moment de marktren- te al weer wat hoger is dan waar in het verleden vanuit gegaan is. Daarmee zou dat voordeel weg kunnen vallen. Ik hoop dat er nog eens goed naar gekeken wordt en misschien dat wij toch nog middelen hebben tegen een wat lager rentepercen tage om zodoende een deel in eigen zak te kunnen houden. Het eerste recht van koop, de marktwaarde en het subsidie van f 1,5 miljoen. Als wij kijken naar de rijksbijdrage die op annuïteitsbasis uitgesmeerd wordt over een aantal jaren, die f 2,2 miljoen, waarom zouden wij dan niet een soortgelijke constructie kunnen inbouwen als het gaat om het eerste recht van koop, dat daar uitgesmeerd over vijftien jaar wat mij betreft lineair dat bedrag wat wij gesubsidieerd hebben op die marktwaarde in mindering wordt gebracht. Dan kunnen wij ons er dacht ik niet een buil aan vallen en wordt het bedrag in vijftien jaar alsnog weggeschreven naar de stichting. Duurt het langer dan vijftien jaar, dan nemen wij het alsnog tegen marktwaarde over, althans dat recht hebben wij dan. Daar zou ik wel op willen aandringen, blijven relateren aan de marktwaarde maar tegelijk kijken naar het uitsmeren van dat subsidie over een aantal jaren. Mevrouw De Bruin: Ik ben heel erg blij met de toezegging van de wethouder na de eerste termijn. In mijn eerste termijn heb ik reeds het dilemma aangegeven waarom je dit soort panden nu principieel in overheidsbeheer moet houden. Dat is de oorzaak dat wij verdeeld zullen stem men ten aanzien van dit punt. De heer Feddeaa: De wethouder verwijt ons dat wij niet met een alternatief komen. Wij vinden dat dit een alternatief is. Aanvankelijk heb ik begrepen dat zou worden bekeken om dit in eigen beheer te doen en nadat dit te hebben onderzocht dit niet mogelijk bleek te zijn. Dus met de plannen zoals die er aanvankelijk lagen had mijn fractie geen enkele moeite gehad. Dat staat los van het plan, de invulling van wat met het 46 gebouw verder gaat gebeuren. Waar wij feitelijk tegen zijn, dat principe is toen ook neergelegd in de vergadering van 26 januari 1993, is dat het Stadhouderlijk Hof niet verkocht moet gaan worden. Er is nu een andere discussie op gang, wij zijn daar tegen, wij willen niet verkopen, maar wij blijven zeggen dat het plan op zich mooi is. Als er een alternatief gevraagd wordt, zeggen wij datzelfde verhaal dat thans voor ligt in eigen beheersfeer. Dus dat de eigendomsrechten bij de gemeente blijven. Dat zou het voorstel van de WD—fractie zijn. De heer Timmermans (weth.Voorzitter, de heer Ten Hoeve heeft nog gevraagd wanneer uitsluitsel kan worden verkregen met betrekking tot de definitieve huisvesting van het colle ge. Dat onderzoek naar de definitieve huisvesting moet nog plaatsvinden omdat daar met name de passende bestemming voor dit complex een niet onbelangrijke rol in vervult. Ik kan daar nu niet een precieze toezegging over doen. (De heer Greving: Zei de wethouder niet iets over een tijdelijke huisvesting in het Stadskantoor of een definitieve huisves ting hier?) Ik denk dat wij heel binnenkort, dat is dus een dezer weken, bij u zullen komen met betrekking tot wellicht een tijdelijke huisvesting en daarna en dan praten wij over enkele maanden - zal het beeld ontstaan van de definitieve huisvesting van het college. De restauratieplannen kunnen uiteraard gepresenteerd worden in de Commissie Stadsontwikkeling. De suggestie over de aankleding in de richting van het Ko ninklijk Huis zal worden meegenomen. De tuin is van grote waarde. Die is niet voor niets in het kettingbeding opgenomen. Wij moeten garanties hebben dat men niet eigenmachtig tot afsluiting overgaat. Maar dat ligt voor de hand als ook in het kettingbeding vastligt dat die open baar is. Daar moet een nette formule voor bedacht worden. De heer Greving heeft nog een aantal suggesties gedaan met betrekking tot de wijze in financiële zin van de overdracht. Ik denk dat wij daar naar moeten kijken. Of het uitsmeren kan twijfel ik een beetje aan, gelet op de noodzakelijke regiona le componenten en de financiering van het totaal en met name het Europese geld, maar daar komen wij nog op terug. Ik neem kennis van het feit dat de PAL/GL-f ractie verdeeld is voor wat betreft de verkoop dan wel verhuur van het complex. In de richting van de heer Feddema, het is nooit de bedoeling geweest dat de gemeente de horecafunctie van het pand zelf 47

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 24