De mandatering. De fractie van PAL/GL is van mening dat wij kiezen voor de hoofdlijnen, wij kiezen voor mandatering. Op het moment dat je een clausule in de mandatering in wilt bouwen waarmee je zeggenschap van de commissie in het laatste stadium mogelijk wilt maken, ondermijn je de mandatering. Je trekt het als het ware weer naar je toe, daarmee stel je in feite de hele mandatering ter discussie. Onze fractie heeft als standpunt dat van collegeleden verwacht mag worden dat zij over de deskundigheid beschikken om contracten af te sluiten conform de produktdefiniëringen die in de commissie zijn vorm gege ven. Wijzen de onderhandelingen iets anders uit, dan heeft een wethouder de verantwoordelijkheid dit vroegtijdig en voortijdig ter bespreking voor te leggen aan de commissie. Doet hij of zij dat niet en sluit een contract af waarvan de commissie achteraf zegt dat het niet conform de uitgangspun ten is, dan heeft de wethouder gefaald en zal hij daar conse quenties aan moeten verbinden. In dit worst, worst scenario, waarbij het inderdaad zo is dat het uiteindelijke contract dat er ligt afwijkt van het meerderheidsstandpunt in de commissie, zit je als raad met een ongewenst contract dat voor één of twee jaar vastligt. Dit is echter voor ons niet een reden om nu al vantevoren een verandering aan te brengen in de mandatering. De heer De Jong (weth.Voorzitter, ik stel vast, gehoord hebbende alle sprekers, dat alle fracties instemmen met het feit dat het primaat wat betreft het afsluiten van subsidie contracten bij het college ligt. Dat is een eerste vaststel ling die ik vanavond hier doe. Vervolgens is een tweede algemene vaststelling dat de hele raad kan instemmen met de hoofdlijnen van wat vanavond voorligt. Wij hebben in de commissie daar uitgebreid over gesproken. Ik neem vanavond met vreugde nog eens kennis van de complimenten die uitge deeld zijn. Wij hebben daar in de commissie ook al over gesproken. Mevrouw Dikken heeft in feite de aftrap gedaan wat betreft de mandatering, alle andere fracties hebben daar ook over ge sproken. Ik heb al vastgesteld dat zij ook vindt dat de mandatering, het primaat, bij het college ligt. De vraag die zich dan voordoet is dat zij zegt dat zij graag wil dat die subsidiecontracten ter inzage worden gelegd. Dat kunnen wij natuurlijk altijd doen, dat is op zich geen probleem. Vervolgens zegt zij dat als zich dan de situatie voordoet dat zij constateren als commissieleden dat er niet gehandeld is in overeenstemming met wat zij als uitgangspunt hebben afge sproken, zij de mogelijkheid willen hebben om dat punt te 42 agenderen voor de commissie. Ik wil wel graag wat duidelijk heid hebben over wat het begrip "agendering" dan inhoudt, omdat mevrouw Dikken ook gezegd heeft dat het primaat wat betreft het afsluiten van contracten bij het college ligt. Ik denk dat ik daar dan in feite antwoord op heb gekregen. Het is natuurlijk wel zo dat ook in het voortraject heel duide lijk zal moeten worden aangegeven, ook in de commissie dat moet dan in een besloten commissievergadering, het doorspre ken van de accenten die de raad wil leggen voor het afsluiten van de nieuwe contracten. (Mevrouw Dikken: Hoor ik de wethou der zeggen, besloten commissievergadering?) Wij hebben met elkaar in feite de afspraak gemaakt, althans zo wordt het voorgesteld, om in een besloten commissievergadering vooraf gaand aan het moment dat wij nieuwe contracten gaan afslui ten, met elkaar te spreken over de accenten die wij willen gaan leggen. Daarna zou je, daar heeft mevrouw Tiemersma op gewezen, de onderhandelingsruimte voor het college in samen spraak met de commissie kunnen bepalen. Het lijkt mij ver standig dat niet in volle openbaarheid te doen, om daar met elkaar eens met gedachten over te wisselen. Het lijkt mij een heel begaanbare weg om op die manier de zaak aan te pakken, zodat wij met elkaar ook weten wat wij gaan doen in de nieuwe contracten. Ik denk dat die lijn die wij daarmee inzetten op zich een goede lijn is, dat wij dat uitvoerig vooraf afkaar ten met elkaar en dat het college uiteraard in de geest van de opmerkingen die in de commissie openbaar en besloten gemaakt worden aan de onderhandelingstafel gaat zitten. De heer Gros heeft gewezen op het feit dat het gaat om ge lijkwaardige onderhandelingspartners, ik denk dat dat een hele goede benadering is en die lijn zou ik ook willen vol gen. Mevrouw Tiemersma heb ik in feite daarmee ook al beantwoord wat haar eerste termijn betreft. De heer Feddema sluit zich min of meer aan bij de opmerkingen die gemaakt zijn door de PvdA-fractie. Ik heb daarop geant woord en ik denk dat wij met elkaar raadsbreed daar wel uit zullen komen. De heer De Jong heeft gesproken over het opschonen van een aantal verordeningen en hij heeft ook over de mandatering gesproken. Ik ga niet in op zijn opmerking met betrekking tot de voorbeelden die hij genoemd heeft, de heer Greving is daar ook nog even kort op ingegaan. Wij hebben daar nog wel eens op een ander moment een discussie over. De heer Gros en de heer Greving en mevrouw De Bruin geven mij in deze eerste termijn geen aanleiding tot het maken van 43

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1995 | | pagina 22