takendiscussie, die iedere spreker met het college voorop stelt, als uitkomst kan hebben, ook al ware het een van de varianten die dan later pas nog te bediscussiëren zou zijn, een schaalvergroting in en rondom Leeuwarden. Niet omdat dat de enige gewenste uitkomst, zou zijn, maar omdat dat mar keert, aangeeft, dat deze raad heel uitdrukkelijk uitwer kingsvarianten naast elkaar wenst te bezien en niet pas aan de orde wenst te stellen wanneer alles uiteindelijk niet zou lukken. Want het zou tegen de geest van het drielagenmodel ingaan om het begrip "schaal en volume maken" nu op achter stand te zetten. Ik ben blij dat uit de geluiden van deze raad deze conclusie kan worden getrokken. De conclusie die ook kan worden getrokken, is dat het college zich er zich zeer van bewust is dat het zeer afhangt van de kwaliteit hoe de verdere argumentatie in de stukken en in de notities worden opgebouwd. Met name de heer Den Oudsten heeft daar een opmerking over gemaakt. Wij zullen ook niet alleen in het project bestuurlijke vernieuwing, is onze opstelling, moeten kijken naar hoe daar de argumentatie wordt gemaakt als uitwerking van paragraaf 1.5, maar het zal er ook om gaan om daarbij goed zicht te houden op de landelijke ontwikkelingen bij met name het Departement van Binnenlandse Zaken, en ook bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, die ook worstelt met het verhaal takenbehoud voor gemeenten, schaalspanning kleine gemeenten en positie centrumsteden die slagkracht moeten hebben. En wij zullen goed moeten kijken en op moeten trekken, weliswaar als grootste maar dan toch wel als gelijke onder de gelijken, binnen de Vereniging van Friese Gemeenten. Sommige sprekers zowel in de raad alsook artikelenschrijvers van buiten, wijzen ons er wel eens op dat het goed zou zijn dat Leeuwarden ook voluit aandacht blijft besteden niet al leen aan het zich hoofdstad noemen, maar dat dan ook daad werkelijk in alle gremia als medepartner tot uiting brengt. Dat is ook de lijn waarlangs het college graag de volgende ronde in wil. Dan kom ik op het punt waarover toch enige nuanceverschillen, althans qua interpretatie, in deze raad bestaan en daar zou ik namens het college toch ook een duidelijk standpunt over willen weergeven. Dat is of nu in het huidige Collegeprogram ma voldoende de zogenaamde prioritaire aandacht voor Leeuwar den is verwoord. De heer Den Oudsten heeft daar, ik ben dat met hem eens, positief over gedaan, anderen hebben dat wat genuanceerd. Ik zie het zo: Als er staat dat er langs een tweetal economische hoofdzones de economische ontwikkeling wordt geconcentreerd, dan is dat in eerst instantie al een verscherping van posities die we in het verleden wel eens anders hebben gezien. Als daarnaast dan staat dat het stede lijk knooppunt als drager, althans qua volume en ook qua 26 breedheid van de economie, vai} deze stedelijke economie met 45.000 arbeidsplaatsen het aangrijpingspunt is om die priori taire aandacht te geven, dan is dat voor het college op dit moment een voldoende signaal om die prioritaire aandacht ook zeer serieus te nemen. Een regel verder heeft men het over de aandacht voor het plattelandsgebied, uiteraard is dat het geval in deze provincie. Maar dat is niet een kwestie van het afsnoepen van aandacht voor Leeuwarden, dat is omdat voor 80% puur ruimtelijk landschappelijk deze provincie uit landschap pelijk gebied bestaat. Dus in alle varianten, ook bij een economisch beleid wat 10-centra zal bevatten, zal het platte landsgebied ook een belangrijk aandachtspunt zijn. Het ver scherpen van de prioritaire aandacht voor Leeuwarden binnen de economische zone moet voor Leeuwarden een signaal zijn, en laten wij dat oppakken is het pleidooi van het college, om met het College van Gedeputeerde Staten, althans in het ontwerpprogram, die positie van stedelijk knooppunt op te pakken om daarmee het verhaal mee inhoud te geven en aan te scherpen. Wat u allemaal hebt gezegd is dat in ieder geval, welke eindbestuursvorm er ook uitkomt, het er één zal moeten zijn die voldoet aan de stelling dat helder, krachtig, samen hangend bestuur over samenhangende processen de uitkomst van bestuurlijke vernieuwing moet zijn. Die algemene stellingname kan een leidraad voor de volgende uitwerking van de discussie zijn. Ik heb, ook namens het college, goede nota genomen van die sprekers die af en toe verwijzen naar de financiële aspecten van een eventuele bestuurlijke reorganisatie. Het heeft niet alleen te maken met eventuele veranderingen in het Gemeente fonds bij een wel of niet te veranderen schaal van de gemeen te, maar heeft ook te maken hoe de kostenstructuren van de samenwerkingsverbanden worden verwerkt en verpakt tot nieuwe fi-nanciële structuren, tot kostenverdelingen tussen ener zijds de provincie, wanneer daar de regionale brandweer naar toe zou gaan, en de gemeenten. Zo zijn er dus veel meer financiële facetten, en ook dat is één van de uitwerkings stromen die we nu ter hand moeten nemen, die straks aan u moeten worden voorgelegd. Een belangrijk punt is ook vanaf nu, dat de gemeentelijke posities zijn gemarkeerd. Ik ben het met die sprekers eens die zeggen dat het misschien wel een schaal van afnemende afstand tot Leeuwarden is die de reacties wat intenser maken. Maar dat is niet zo erg en dat is ook begrijpelijk. Dat veel reacties geen negatief oordeel hebben vermeld over een even tuele schaaldiscussie, is op zichzelf ook een signaal. Er zijn zelfs veel reacties van andere gemeenten die voluit de schaaldiscussie mee omarmen, is het niet voor Leeuwarden 27

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1995 | | pagina 14