De heer De Beer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de Commis
saris van de Koningin, leden van de raad, mevrouw Mulder,
dames en heren.
Voor deze bijzondere raadsvergadering is mij als nestor van
de raad gevraagd om op deze datum vanuit het perspectief van
de gemeenteraad van Leeuwarden een sfeerbeeld ta geven van de
bezettingstijd en de tijd direct na de bevrijding. Nog in
september 1939 waren de gekozen leden van de nieuwe raad
beëdigd, maar de oorlog dreigde reeds. Op 10 mei 1940 barstte
de strijd in alle hevigheid los. Ons land werd bezet en toen
begon ook voor de gemeenteraad van Leeuwarden een aftake
lingsproces. Formeel hield de bezetter de bevoegdheden van de
raad in stand. Maar de handelingen van de raad werden al
dunner en dunner.
In augustus 1941 kwam dan de verordening waarbij de raads
leden alle plichten en rechten werden ontnomen met ingang van
1 september 1941. De laatste raadsvergadering werd gehouden
op 27 augustus 1941. De naoorlogse waarnemend burgemeester
mr. Algera omschreef dat moment als "het geval ging als een
nachtkaars uit". De wet van de bezetter heerste vanaf toen.
Het was een harde wet, die diepe sporen trok in de Leeuwarder
samenleving. Het was een onmenselijke wet voor in het bij
zonder de Leeuwarder Joodse gemeente.
In nu uitgezonden documentaires, in persartikelen, maar ook
in gesprekken in de huiskamer van vele oudere Leeuwarders
worden deze dagen nog eens beleefd. Er is veel verdriet en
woede te verwerken, nu nog steeds.
Op 15 april 1945 werd de druk van de bezetter van de Leeu
warders afgenomen. Voor hen die dit hebben meegemaakt is dit
een onvergetelijke en blijde dag geweest. Voor het toenmalige
uitvoerende bestuur kwamen echter meteen de moeilijkheden,
met name de jeugd bleek wat dat betreft voor problemen te
zorgen. Waarnemend burgemeester Algera had een ingrijpende
maatregel af te kondigen, namelijk het invoeren van de avond
klok van 21.00 uur voor personen beneden de 19 jaar. Een
ingrijpend iets, zei hij tot de noodgemeenteraad, maar gebo
den door een overheid die zich van haar verantwoordelijkheid
voor de jeugd bewust is wanneer het ouderlijk gezag faalt.
Het aantal raadsleden van Leeuwarden was in 1945 gestegen van
29 naar 35. Dat was het rechtstreekse gevolg van de uitbrei
ding van de gemeente op 1 januari 1944. Een besluit dat later
door de Nederlandse regering in stand werd gelaten. Burge
meester Algera, zelf afkomstig uit het ook bij Leeuwarden ge
voegde Wirdum, zei daarover: "Op 1 januari 1944 is een deel
van Leeuwarderadeel aan onze gemeente toegevoegd. Niet ieder
een van de bewoners van het toegevoegde gebied zal het hier
6
mee eens zijn. Maar ik wil een beroep doen op onze nieuwe
gemeentenaren om de blik af te wenden van het verleden en
zich geheel en al ook te gaan gevoelen als burgers van het
vergrote Leeuwarden. Oude tegenstellingen moeten verdwijnen.
De nieuwe toestand moet ook innerlijk worden aanvaard".
Dit is zelfs in onze dagen nog niet bij iedereen het geval,
gebiedt de eerlijkheid te vermelden. Ook een ander lichtvoe
tig puntje dat al in 1945 speelde, vond ik in de volgende
uitspraken die ook vandaag de dag hadden kunnen worden uitge
sproken. Waarnemend burgemeester Algera sprak namelijk over
het feit dat "de grootst mogelijke zuinigheid betracht moet
worden, want wij zijn armer als ooit tevoren en er zal heel
hard gewerkt moeten worden willen wij de eindjes weer aan
elkaar kunnen knopen"
Er zit volgens een toenmalig raadslid inderdaad geen muziek
in, maar wel hoopt spreker dat burgemeester en wethouders bij
een verplaatsing van de Zuivelschool uit Bolsward hun uiter
ste best zullen doen haar in Leeuwarden te krijgen. Let wel
ik spreek over 1945.
Maar de moeilijke omstandigheden overheersten zodanig zelfs
dat waarnemend burgemeester Algera het als volgt moest formu
leren: Wij voorzagen moeilijke tijden, maar wij realiseer
den ons de omvang van de moeilijkheden zeker niet ten volle"
en hij vervolgt: "Er heeft zich in de oorlog een mentaliteit
ontwikkeld waarvan wij thans de ongunstige gevolgen moeten
dragen. De strijd die in bezettingstijd gevoerd werd om zich
de nodige levensmiddelen te verschaffen heeft de bodem toebe
reid van naoorlogse vormen van egoïsme en van gemis aan ge
voel van recht en wet. Het gedwongen thuiszitten na een
vroege avondklok, het zich uit vaderlandslievende motieven
onthouden van omgang met tot de bezettende macht behorende
militairen schijnt in onze dagen van vrijheid in het tegen
deel te zijn omgeslagen". "Zo is het te vrezen", aldus de
burgemeester toen, "dat in een dergelijke situatie het drank
misbruik opnieuw tot ontwikkeling zal komen, wanneer het mo
rele besef is verslapt".
Egoïsme, gemis aan gevoel voor recht en wet werd in 1945 al
gezegd, zo snel al na een tijd van onderdrukking. Maar ook
direct een roep om herstel van de democratische bestuursnor-
men, die in september 1946 dan eindelijk leidde tot vrije
verkiezingen voor de gemeenteraad van Leeuwarden.
Ik denk dat dat de lijn is van het verleden naar het heden.
Hier hebben wij de vrijheid weten te behouden door in 1945
terug te keren naar de democratie. Een democratie die, hoewel
misschien niet volmaakt, toch bescherming biedt aan de rech
ten van de individuele inwoner.
7