missie Bestuur en Middelen; totdat de raad anders
beslist dient deze politieke toetsing eenmaal per
drie maanden plaats te vinden;
5. de onderwerpen die besproken worden en de beslis
singen die dienaangaande genomen worden tijdens
de rondvraag van het College van burgemeester en
wethouders worden opgenomen in de besluitenlijst;
6. er dient zorg voor gedragen te worden dat alle
gemeenteraadsfracties tijdig over genomen colle-
gebesluiten worden geïnformeerd en wel zodanig
dat de persconferentie daaropvolgend is;
7. het college betrekt de raad in een zo vroeg moge
lijk tijdstip bij het nemen van belangrijke poli
tieke beslissingen; daarbij wordt een slagvaardi
ge besluitvorming niet uit het oog verloren;
8. de gemeentesecretaris heeft in deze aangelegen
heid niet conform de haar toebedeelde rol in het
kader van LIS gefunctioneerd, zij dient voor 15
mei 1995 aan te geven hoe zij dit zal verbeteren;
9. er dient een duidelijke planning te komen voor
communicatie en besluitvorming rond grote projec
ten, zoals MTC en Hempens/Teerns en het Grote
Stedenbeleid;
en gaat over tot de orde van de dag."
Deze motie is mede-ondertekend door mevrouw Waanders van de
PvdA-fractie.
Voorzitter, de CDA-fractie betreurt het besluit van de D66-
fractie zoals dat tot ons is gekomen vanmiddag om niet meer
aan het college deel te nemen. Hoofdoorzaak was tot nu toe de
problematiek aangaande de overheveling van een deel van de
LIS-portefeuille van wethouder De Haan naar wethouder De
Jong, waarbij de argumentatie hier en daar naar voren werd
gebracht of in ieder geval werd gesuggereerd dat het werken
aan een andere bestuurscultuur beter zou zijn gebaat wanneer
die in handen zou komen van een D66-bestuurderDaarmee
tevens de suggestie wekkend alsof de Partij van de Arbeid
alleen de verantwoordelijkheid draagt en droeg voor de zoge
naamde oude bestuurscultuur. Niets is minder waar en hoewel
alles moet worden gezien in de juiste getals- of zo u wilt
machtsverhoudingen, heeft ook het CDA zijn aandeel in die
oude bestuurscultuur geleverd en gaat het dus niet aan om dat
alleen voor de rekening van de Partij van de Arbeid te pre
senteren. Wij hebben daarom van meet af aan de stelling
betrokken dat de D66-wens c.q. -eis niet onze instemming had
en hebben daaraan toegevoegd dat wanneer de Partij van de
Arbeid zich hierin zou kunnen of willen schikken wij gelet,
op het belang van het huidige college en het program daarbij,
16
daarover niet moeilijk zouden doen. Mede gelet op het belang
van de handhaving van dit huidige college hebben wij deelge
nomen aan de pogingen om het met elkaar eens te worden. Dat
is jammergenoeg niet gelukt. Jammer, omdat de samenwerking op
zich tussen CDA en D66 in collegeverband goed te noemen was.
Als je dan constateert dat er vanmiddag om een uur of een wat
ons betreft een aanvaardbaar compromis lag, inclusief een
gezamenlijke motie met betrekking tot een vruchtbare voort
gang van dit huidige college, dan vragen wij ons in gemoede
af wat nu precies de diepere oorzaak is van de kwestie dat de
D66 zich terug trekt uit het college. Het kan niet de kwestie
Stadskantoor zijn, het kan ook niet meer zijn volgens ons de
kwestie van de portefeuilleverdeling, kennelijk gaat het dan
om zaken zoals onderling vertrouwen en sfeer. Daar was ten
alle tijde met ons over te praten geweest, zelfs nu nog.
Vandaar ons onbegrip aangaande de thans ontstane situatie.
Voorzitter, hoe nu verder. De meerderheid is door het wegval
len van D66 weggevallen onder dit college. Dat betekent dat
er wat ons betreft opnieuw onderhandelingen dienen plaats te
vinden, omdat gestreefd moet worden naar een college wat kan
rekenen op een ruime meerderheid in deze raad. Het zal duide
lijk zijn, gelet op onze bijdrage, dat wij daar voor onszelf
nadrukkelijk een rol in zien weggelegd.
Tot slot voorzitter, wij zijn het eens met het rapport,
nuanceren de verantwoordelijkheid van de raad, vinden het
jammer dat D66 opstapt en wij vinden dat er zo spoedig moge
lijk nieuwe onderhandelingen moeten plaatsvinden en wij
vinden dat wij moeten streven naar een toekomst waarin bur
gers weer vertrouwen kunnen hebben in deze raad en in een
ander nieuw college.
De heer Hoogeveen: Voorzitter, bij de behandeling van de
memorie van antwoord van het college naar aanleiding van het
onderzoeksrapport Stadskantoor heb ik namens mijn fractie
gezegd dat de D66-fractie een zeer moeilijke afweging heeft
moeten maken. Daarbij speelden drie elementen een rol:
de ernst van de budgetoverschrijding en de gebrekkige organi
satie van het project, de te late informatieverstrekking en
de vertrouwenskwestie die door de oppositiefracties aan de
orde is gesteld.
De D66-fractie heeft toen gezegd dat het voor deze gemeente
goed zou zijn om op basis van vertrouwen in de toekomst het
Collegeprogramma te blijven uitvoeren. Om dat vertrouwen in
de toekomst weer te krijgen stelde mijn fractie een aantal
voorwaarden. Dit deden wij met de oprechte bedoeling de
bestuurscultuur in deze raad te verbeteren en de bestuurlijk
17