ding van schuldsanering over te gaan. Het gaat om een bedrag van circa f 50.000,--, terwijl er een positief resultaat is van f 216.000,-- in dat jaar bij de bank. Buiten de begroting om heeft de bank toch besloten een groot deel van het posi tieve resultaat in een van de fondsen te stoppen, maar dat had net zo goed iets minder kunnen zijn. Er lag ook een voorstel van het bestuur om al vanaf 1994 oorspronkelijk tot die tariefsverlaging over te gaan. Ik kan daarbij nog in herinnering roepen dat het hier in feite ging ook om een bedrag dat wij in de f 16 miljoen bezuinigingsoperatie hebben ingeboekt om op die manier te gaan bezuinigen. Als wij nu kijken naar de begroting van 1995, dan gaat de bank er, in de begroting althans, weer vanuit dat er een fors deel aan reserves kan worden toegevoegd en dat er nog steeds geen tariefsverlaging optreedt. Al die twee zaken brengen mij er toe dat ik zeg dat het niet conform de lijn is die oorspron kelijk was uitgestippeld en de lijn waar het college tot voor kort ook op zat. Er zijn voor mij geen termen om af te wijken van dat beleid, dus blijf ik het oorspronkelijke collegevoor stel maar steunen. Verder zou ik toch naar voren willen brengen dat waar de particuliere kredietverlening is achtergebleven het wel raadzaam is dat de raad nu het maximale plafond voor die kredietverlening terugbrengt van die f 21 miljoen naar iets van f 11 miljoen en zelfs zou ik de raad in overweging willen geven om nog eens kritisch naar die f 11 miljoen te kijken, gezien het feit dat ongeveer 1/3 van de schuldverleningskre dieten in de gemeente Leeuwarden is ondergebracht en Leeuwar den op dit moment wel het overgrote deel levert van de finan ciële middelen die voor de kredietverstrekking in de totale provincie nodig is. Zelfs dat gedeelte, vind ik, daar moet nog eens kritisch naar gekeken worden. Kort samengevat. Ik stem niet in met het voorstel zoals het er nu ligt en ik had graag nu willen besluiten tot die ta riefsverlaging met ingang van 1994 en dat ook doorgevoerd willen zien in de begroting van 1995. De heer Brinks (weth.): De heer Greving zei al dat wij hier uitgebreid in de commissie over hebben gesproken. Hij zei dat hij geen reden kan bedenken waarom dit voorstel hier nu voorligt. De reden dat het voorstel hier zo voorligt is dat de meerderheid van de leden van de commissie gezegd heeft dat zij graag een voorstel wil a la deze vorm. Daar heeft het college aan voldaan. Dat is de reden om niet te besluiten tot 18 die afbouw op dit moment Voor 1996 zullen wij met de bank in ieder geval besprekingen aangaan ten aanzien van een eventuele afbouw die mogelijk is, daarbij zullen wij de voorstellen van de bank zeker betrek ken. U weet ook dat het voorstel van de bank om te komen tot een afbouw van de vergoedingsregeling gerelateerd was aan een verhoging van de omzet van het consumptieve kredietDie omzet is niet verhoogd, je ziet nu de laatste periode dat die omzet verlaagt. In die zin denk ik dat het voorstel van de bank niet zodanig geïnterpreteerd kan worden zoals de heer Greving net deed van: wij kunnen sowieso wel afbouwen. Zoals ik zei, zullen wij in ieder geval besprekingen daarover aan gaan met de bank. Ten aanzien van het maximale plafond terugbrengen van de leningen heb ik in de commissie ook al gezegd dat dat op dit moment nog wel erg vroeg is, zeker als wij de bank ook nog op een andere manier zouden kunnen of willen stimuleren de omzet van het consumptieve krediet te verhogen. De heer Greving: Ik heb in de commissievergadering die wij hierover hebben gehad niet gemerkt dat de fracties een ander voorstel op dit punt wensten, er is wel een voorbehoud ge maakt door de overgrote meerderheid van de commissie. Wat daarna buiten de vergadering is gebeurd weet ik niet, of de fracties toen ineens hebben gezegd: wij willen een ander voorstel hebben, dat zou kunnen. Maar het is als zodanig bij mijn weten in de commissievergadering niet naar voren geko men. Men heeft een voorbehoud gemaakt en niet gezegd dat men tegen het collegevoorstel was. Het afbouwen van het bedrag van de vergoeding had het bestuur al mee ingestemd en men dacht dat te kunnen compenseren door revenuen die zouden kunnen voortvloeien uit particuliere kredietverstrekkingen. Die omzet heeft men niet gehaald, maar men heeft anderszins wel kans gezien om in de begroting ruimte te maken en die zit er zelfs voor het komende jaar in. Dan zit er weer een fors bedrag voor het jaar 1995 in, er is opnieuw een fors bedrag voor toevoeging aan fondsen inge boekt. Dat brengt mij ertoe dat de tariefsverlaging wel degelijk doorgang had kunnen vinden, los van het feit of die omzetverhoging in die particuliere kredietsfeer ook daadwer kelijk is gerealiseerd. Men dacht het op die manier te kunnen compenseren. Dat is niet gelukt, maar op andere wijze is er compensatie. Dat houdt mij bij mijn standpunt van dit moment. 19

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1995 | | pagina 10