je daar uitkomt. Daar is toch helemaal niks mis mee? Als de heer Jacobse dan ook nog tijdig wordt geïnformeerd over het resultaat van het overleg en hij haakt op dat moment niet aan en zegt, ik zie het dan wel, dan is het toch volkomen logisch dat hij bij dat overleg niet in de eerste maar ook niet in de tweede fase betrokken is. Het lijkt mij totaal geen probleem. Ik respecteer overigens het feit dat hij de procedure loskop pelt van zijn inhoudelijke meningsvorming. (De heer Jacobse: Ik heb geen problemen met het feit dat de heer Den Oudsten onderscheid maakt tussen collegepartij en en niet-collegepar- tijen, ik ben met hem eens dat dat er is. Maar het gaat mij er om dat de vorige keer vanuit zijn fractie een andere standpunt naar voren is gebracht, namelijk wij mochten met die discussie niet meedoen vanwege het feit dat wij te ver van die standpunten af lagen op dat gebied. Nu hadden wij in de commissie exact hetzelfde standpunt als de PvdA-fractie en nu zijn wij weer niet uitgenodigd. Dat maakt mij niet uit, maar maak het dan helder en zeg: in principe proberen wij eerst als collegepartijen er uit te komen. Daar heb ik geen moeite mee, dat is helder, dat is duidelijk en dat mag. Wat het tweede betreft ben ik telefonisch op de hoogte gesteld van het feit dat men van 15 naar 15 plus 2 ging, naar 17. De rest van het verhaal is mij niet duidelijk gemaakt, laat staan dat ik op de hoogte was van het feit dat er nog een tweede ronde zou komen Ik heb uitgelegd hoe wij er tegenover staan, ik vind het belang van het verder uitdiscussiëren over deze procedure in geen verhouding staan tot de inhoud van het onderwerp dat op tafel ligt, dus ik zal op de inhoud daarvan overgaan. (De heer Terpstra: Ik denk dat het erg belangrijk is als de heer Den Oudsten eens binnen zijn eigen fractie gaat bekijken wat hij op het ene moment toezegt en wat hij op het andere moment toezegt. Ik herinner mij een uitspraak van mevrouw Waanders die gezegd heeft dat het misschien verstandig zou zijn, zelfs als de tegenstellingen groot zijn, toch eens te bekijken of er overleg mogelijk is vantevoren. Ik wordt nu toch verleid tot weer een opmerking, want ik begin hier zo langzamerhand steeds minder van te snappen. Wat de CDA-fractie doet is gewoon afwachten, vervolgens als iemand niet reageert zoals zij denkt dat hij zou moeten reageren, dan tackelt zij hem achteraf. De CDA-fractie had ook zelf een opmerking kunnen maken, zij had ook zelf ons kunnen uitnodigen voor overleg. (De heer Krol: Ik geloof dat de heer Biemans de heer Den Oudsten gebeld heeft en niet omgekeerd. Heeft de CDA-fractie de PvdA-fractie benaderd of niet?) Ja hoor, vanmorgen vroeg, naar aanleiding van het resultaat en om te melden welke moties hij ging indienen. Dat 32 lijkt mij volkomen logisch, wij hebben ook een prima gesprek gehad, daar is niets mee aan de hand. Het gaat nu over de voorfase. (Mevrouw Van ülzen: Ik dacht dat de heer Krol toch wat voorzichtig moest zijn ten aanzien van het onderwerp telefoontjes Wij hebben de motie onderschreven omdat wij denken, het geheel overziende, dat dit de minst slechte manier is waarop je een situatie, die ons opgelegd is vanuit het rijk, op een zo goed mogelijke manier het hoofd kunt bieden met zo weinig mogelijk schade. Ik geef onmiddellijk toe dat er een groep uitkeringsgerechtigden is die niet op het huidige bijstands niveau zal blijven. Maar die groep is zo klein mogelijk gehouden. Ik vind dat wij een alleszins redelijk resultaat met elkaar bereikt hebben, ook als je kijkt naar de vergelij king met steden die ongeveer in dezelfde problematiek zitten, van dezelfde grootte of groter zijn. Wij zijn het volkomen eens met de achtergrond van de motie. Het werken vanuit het forfaitaire model. Wij hebben de discussie over de individue le benadering met de CDA-fractie ook al eerder gehad en kijken daar ook anders tegen aan, maar er zijn wel een paar zaken die ik in het kader hiervan nog zou willen noemen. Allereerst, wij kennen nog een andere regeling waar wij met elkaar geweldig over in de slag zijn geweest en waarvan achteraf blijkt dat de bezuinigingen, die wij toen hebben ingevoerd, wat te ver zijn doorgeschoten en dat er dus een bedrag is overgebleven. Wij hebben ook ten aanzien van deze situatie gekeken van als dat gebeurt, wat zou je dan doen. Ik denk dat het goed is om het college te verzoeken om in ieder geval eens te horen hoe zij daar zelf tegenaan kijkt en om met elkaar af te spreken dat op het moment dat dat gebeurt wij in ieder geval zorgen dat de gelden die dan ergens ruimte veroorzaken ten goede komen aan dezelfde doelgroep. Ik wacht graag de reactie van het college daarover af. Het tweede is, dat het volstrekt helder is dat daar waar je in deze situatie een rijksbezuiniging opgelegd krijgt, die het rijk al heeft ingeboekt - je kunt daar anders over den ken, zoals de CDA-fractie doet, maar wij denken dat wij daar niet onderuit kunnen - dat je toch met elkaar op een hele constructieve manier en ook op de langere termijn moet kijken naar de positie van de minima. Dat doen wij ook, wij hebben daar een commissie voor ingesteld, daar draait ook de hele raad in mee. Wij zijn erg benieuwd naar het resultaat daar van. Maar wij weten natuurlijk bij voorbaat al zeker dat daar waar er situaties uitkomen, uit de analyse die de commissie op tafel legt, die schrijnend zijn, je ook als politiek moet zeggen, met dat resultaat doen wij iets. Dat betekent dus dat 33

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1995 | | pagina 17