richting van de herindelingsdiscussie. Ik laat het daar nu maar bij, want daar zullen wij de komende tijd nog vrij veel met elkaar over gaan praten. Nog afgezien van het feit dat deze structuurvisie een termijn bestrijkt van zo'n vijftien jaar, terwijl die discussie over een langere ter mijn gaat, zodat wij in feite een nadere uitwerking zullen moeten krijgen van wat na deze structuurvisie aan de orde zou kunnen zijn. Daar is overigens ook al, op basis van ideeën die binnen de drie noordelijke provincies hierover zijn gevormd, iets van in de krant verschenen. Wij zijn het met de heer Sluiter eens dat de ontwikkeling van het MTC, zoals wij dat hadden voorgenomen, helaas geen doorgang kan vinden. Ik ben het eens met de heer Sluiter dat de planning en fasering van bedrijfsterreinen (ook som mige anderen hebben daarover gesproken) het beeld van de structuurschets er een is van zeer grote gebieden. Het is nodig om aan te geven voor welke ontwikkelingsrichting voor de verschillende functies gedacht wordt. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat dus per definitie dat ruimtebeslag ook aan de orde is. De heer Sluiter zei dat je bij de werkelijkheid moet aansluiten. Dat is nadrukkelijk de bedoeling. Zoals de heer Sluiter heeft aangegeven, een voorbeeldje daarvan mag zijn de aanpak van Newtonweg-westwaar wij ruimtelijk planologisch die duidelijkheid willen gaan scheppen zonder dat wij daar op voorhand zware investeringen gaan doen. Ik denk dat dat de lijn zou kunnen zijn voor de andere be drijfsterreinen. Een aantal procedurele zaken wegnemen zon der dat je onmiddellijk in de investeringen terecht gaat komen en waarbij dan de vraag is of die investeringen, ge let op de feitelijke ontwikkelingen, dan wel verantwoord zijn. Over de haak om Leeuwarden heeft de heer Sluiter ook ge sproken en het belang ervan onderschreven, zij het dat hij terecht heeft vastgesteld dat het tracé zoals dat hier ligt niet meer is dan een indicatief tracé. Dan ben ik bij de weg Leeuwarden-AldtsjerkDe heer Sluiter heeft aangegeven wat zijn opvatting is met betrekking tot deze indicatieve aanduiding op de kaart, namelijk zoals het standpunt van het gemeentebestuur tot op heden ook altijd geweest is, van "nee tenzij". Dat wil zeggen dat in het ka der van de Milieu Effect Rapportage, die op dit moment loopt, aangegeven zal moeten worden of en in hoeverre het aanleggen van enig tracé verantwoord is, gelet op de ver schillende belangen maar met name de milieubelangen en der gelijke. Dat is de invulling van het begrip indicatief, niet zozeer om het dubbel aan te leggen dan wel aan te ge ven als indicatie (indicatie wil zeggen een suggestie, een beeld, een eerste gedachte)Er zal ergens wel een weg ko men, maar waar die weg dan komt, dat mag niet uit dat lijn 24 tje afgeleid worden, maar wel dat er een weg zou kunnen komen. Dat is de strekking van het begrip indicatief. Zowel voor de haak om Leeuwarden als voor de route Aldtsjerk - Leeuwarden is het tracé indicatief aangegeven. (Mevrouw Van ülzen: De wethouder zei daarnet dat de weg er komt en in de zin later zei hij dat de weg er misschien kwam. Wat wordt nu bedoeld?Ik bedoel met misschien dat er wel sprake zal moeten zijn, zoals de heer Sluiter ook heeft aangegeven, van een verbetering van de verbinding. Waarbij de discussie gaat, zoals terecht ook aangegeven is, als wij het hebben over de Milieu Effect Rapportage, om de nul en de nul-plus variant, dus het in essentie gebruiken van het huidige tracé, zij het dat op verschillende momenten deelaanpassin- gen aan de orde kunnen zijn. Ook die oplossing vormt onder deel van de verbindingsstudie Leeuwarden-Dokkum, om zo maar te zeggen. De Nieuwestad. De heer Sluiter heeft terecht aangegeven dat dat planvor ming betreft, waarbij een groot aantal buitengewoon belang rijke projecten aan de orde zijn. In de richting van me vrouw De Jong (maar in feite ook anderen) mag het duidelijk zijn dat wij vaststellen dat, ook weer gelet op het karak ter van het plan, het hier niet gaat om een dichtgetimmerd plan, het gaat hier om een plan waar de richtingen van zijn aangegeven, maar waar een groot aantal deelprojecten aan de orde zijn, die in de discussie met belanghebbenden in de vorm van deelstadsdebatten aan de orde komen. Ik stel mij voor dat voor sommige type projecten het verstandig kan zijn om een andere vorm van communicatie te vinden. Die ruimte moet er zijn en het college is graag bereid met de raad nader vast te stellen hoe wij ten aanzien van die ver schillende projecten denken het beste te kunnen communice ren met belanghebbenden om een zo groot mogelijk draagvlak voor een goed besluit te kunnen krijgen. Die toezegging heb ik al eerder gedaan, maar ik denk dat het goed is om dat hier ook namens het college nog een keer te doen. Wij stellen ons voor dat bij de verdere uitwerking van die stadsdebatten of van de wijze waarop wij gaan communiceren om projecten een slag verder te krijgen, dat heel nadrukke lijk met de raad en ideeën vanuit de raad op te gaan pak ken. De heer Bilker, maar ook mevrouw Van Ulzen, hebben aangege ven het belang van de aansluiting van onze dorpen, nog even los van de discussie over de leefbaarheid van de dorpen in algemene zin, daarover staat ook het een en ander verwoord in de structuurschets, met name Wirdum en Wytgaard op rijksweg 32. Die moet van een gelijke kwaliteit of zelfs beter zijn dan de huidige situatie. Dat is altijd de inzet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1995 | | pagina 13