heel veel werk zo) afhankelijk is van de mensen die je daar
neerzet. Dus - en zo pak ik de suggestie van de heer Sluiter
ook op - let heel goed op wat voor functie-eisen je aan die
mensen stelt. Ik moet eerlijk zeggen dat ook dat een kwestie is
van uitwerking. Wij hebben op dit moment één wijkcoördinator in
dienst, de heer Van Wees, en vanavond, als de raad besluit over
te gaan tot vier wijkcoördinatoren, zal een van de eerste
dingen zijn om een goed functieprofiel te maken; ten tweede er
heel goed op toe te zien dat de mensen die benoemd worden ook
echt aan dat functieprofiel voldoen. Daar zullen wij heel
kritisch op zijn.
Verder heeft de heer Sluiter iets gezegd over de aansturing.
Hij vindt dit er nogal bureaucratisch uitzien. Ik moet eerlijk
zeggen dat wij in het kader van LIS uitvoerig hebben gesproken
over hoe in de nieuwe manier van werken, zoals wij die bij LIS
hebben vastgesteld, grote projecten zouden moeten worden aan
gestuurd. Daar is dit model uitgekomen. Dus het is een bestaand
model wat wij ook op deze projectorganisatie toepassen, waarbij
een wethouder via het college aanspreekpunt wordt, dat ben ik.
in dit gevalEr is één aangewezen die vanuit de directieraad
eerste aanspreekpunt is voor de aansturing van de wijkaanpak en
voor het concrete werk, het afdelingshoofd Bouwen en Wonen. (De
heer Sluiter: Ik heb naar aanleiding daarvan twee concrete
vragen gesteld. Heeft het sectorhoofd Bouwen en Wonen daar tijd
voor, kan hij dat ook, heeft hij de ruimte om dat te doen en is
er een directe communicatielijn met de verantwoordenjke wet
houder.) Dat laatste in ieder geval. Uiteraard zal ik werk
overleg hebben met de wijkcoördinatoren en de voortgang in de
gaten houden en meesturen. Ik denk dat dat heel erg van belang
is. (De heer Sluiter: Ik bedoel dat niet voor alles die hele
gang afgelopen hoeft te worden.) Ik zal direct contact onder
houden met de mensen die in de uitvoering zitten, dus werk
overleg hebben.
De tweede vraag is of het afdelingshoofd voldoende tijd heeft.
Dat vind ik wat een lastige vraag, want ik vraag mij af sinds
wanneer raadsleden zich bezig houden met het feit dat ambte
naren voldoende tijd hebben om iets te doen. Als wij kijken
naar wat wij bij LIS met elkaar hebben afgesproken, wie zich
waarover uitspreekt, dan gaat het bij de raad om het waarom en
het hoe en het bekijken van de resultaten en draagt de ambte
lijke organisatie vervolgens er zorg voor dat het gebeurt. In
die zin is het denk ik heel vervelend als de raad voortdurend
moet gaan bedenken of er voldoende tijd vrij gemaakt is. Dat is
iets dat de raad moet overlaten en als men mij concreet vraagt
of er voldoende tijd is, dan zeg ik: ja natuurlijk, stel je
voor van niet, anders zouden wij dit niet kunnen doen.
De heer KrolEen voorstel van ordeZou het kunnen dat de
tweede termijn na de pauze kan, zodat wij enige ruimte krijgen
voor overleg.
De Voorzitter: U voelt mij uitstekend aan, ik had u namelijk
dit voorstel willen doen.
16
De Voorzitter schorst om 20.30 uur de vergadering.
De Voorzitter heropent om 21.00 uur de vergadering.
De heer KrolTwee dingen met betrekking tot het antwoord van
de wethouder waar ik nog even op in wil gaan.
Ten eerste het personeelsbestand. Als je het heel nuchter
bekijkt dan kan het niet anders dan dat het leidt tot uit
zetting van het personeelsbestand. Mede gelet op bovental
ligheid en uitspraken daaromtrent eerder gedaan, zou dat
eigenlijk niet moeten. Wij zouden het college willen vragen om
het uiterste te doen om dat te voorkomen. Het moet toch zo zijn
dat binnen het personeelsbestand dat wij hebben een aantal
mensen te vinden zijn die dit soort werk kunnen doen binnen de
organisatie en dat met behulp van boventalligheid het werk dat
zij doen kan worden opgevuld. Ik denk dat dat zou moeten
kunnen. Mocht dat onverhoopt niet zo zijn, dan zou ik het
college onder ogen willen brengen dat dan gewerkt zou kunnen en
moeten worden met een projectbenoeming voor de termijn tot aan
de eerste evaluatie, zodat je dus niet in lengte van jaren aan
zo'n benoeming vast zit.
In de tweede plaats kom ik nog even terug op het principe van
het dorpenoverlegIk zou graag willen dat het college klip en
klaar toezegt dat het principe van het dorpenoverleg, het be
trekken van raadsleden van en bij a la het dorpenoverleg, wordt
onderschreven. Mevrouw De Haan was daar nog wat onduidelijk
over. En dat de uitwerking - en dat louter en alleen de uit
werking - nog een keer in de commissie komt van hoe je dat doet
en hoe vaak en dat soort zaken. Maar ik vind wel dat het helder
moet zijn dat het principe moet worden onderschreven.
De motie van de D66- en WD-fractie.
Als je heel serieus bezig gaat met wijkaanpak en als je dat ook
serieus meent, dan denk ik dat het niet anders kan dan met vier
wijkcoördinatoren. Als je kijkt naar wat er leeft binnen de
wijken, als je ook kijkt naar hoe de beleving is van de bewo
ners van wijken met betrekking tot de relaties met politiek en
dat soort dingen, als je ziet wat er voor praktische zaken op
je afkomen, als je gaat praten met wijkbewoners - wij hebben
dat een poosje geleden nog met een huurdersvereniging in
Bilgaard gedaan - dan leidt dat er toe denk ik, dat wil je dit
serieus nemen, je ten minste vier wijkcoördinatoren moet
benoemen. Al het overige is wel begrijpelijk als je alleen maar
kijkt naar financiën of andere overwegingen, maar al het andere
zou wel eens half werk kunnen zijn. Ik denk dat als je het
doet, dan moet je daar ook voluit voor kiezen en voor gaan en
dan moet je het met het voorstel zoals dat er nu ligt met vier
wijkcoördi-natoren eens zijn, anders kan je het maar beter
helemaal niet doen. Als je het doet, doe het dan goed en anders
maar niet. Daarom kiezen wij met betrekking tot dit voorstel
voor vier en niet voor de voorgestelde twee coördinatoren.
17