financiering bij de Perspectiefnota gaat komen. En nu bij de Perspectiefnota zegt de wethouder, die financiering daar wachten we nog even mee. Dat duurt allemaal een beetje lang, met als gevolg dat we het niet in 1997 gaan doen, volgens hem.) Nee, maar omdat we ook op dit moment niet precies weten wat de inhoud van die plannen zal zijn. Dat geldt voor meer onderdelen van het project Nieuwestad. Wij zullen daar een financiering voor moeten aandragen. (De heer HoogeveenMet als mogelijk gevolg dat we straks dus ontdekken dat er geen financiering is, als ik goed begrijp.) Dat maakt de raad in hoge mate zelf uit. (De heer Hoogeveen: Ik denk inderdaad dat die motie er in de tweede termijn komt.) Wij wachten die motie af. Overigens zullen wij ook bij andere onderdelen van het Verkeersmilieu- plan, dan heb ik het over de Borniastraatde Schrans, het Vliet, Bleeklaan en de Lorenzkade, nog moeten bekijken of wij het verantwoord vinden op dit moment om met voorstellen te komen De Voorzitter: Dat was de beantwoording van het college in de eerste termijn. De heer Krol wil nog een opmerking maken? (De heer KrolIk zou willen vragen om een ogenblik van schorsing. Een kwartier tot twintig minuten. Dan noemen wij dit nu de theepauze en wij spreken af hier om 15.15 uur weer te zijn. De Voorzitter schorst om 15.00 uur de vergadering. De Voorzitter heropent om 15.45 de vergadering. Mevrouw Waanders: Het college is op alle punten, die wij in de algemene beschouwingen hebben opgenomen, ingegaan, in het ene geval wat concreter en explicieter dan in het andere. Het heeft er ook mee te maken dat een aantal van die zaken, die wij hebben aangekaart, ook vrij vlot na de vakantie nog aan de orde komen. Daar wil ik verder niet op gaan reageren. Ik wil dan ook overgaan tot onze standpuntbepaling ten aanzien van de moties die zijn ingediend. De eerste 3 moties, die door de PvdA-fractie zijn ingediend, handhaven we vooralsnog. Ik kom daar zo meteen op terug bij motie nummer 7 Motie nummer 4 gaan we mee akkoord, dat heb ik in de eerste termijn al aangegeven. Het college legt jaarlijks een economi sche effectrapportage voor aan de raad, die voldoet aan de criteria zoals die in de moties zijn verwoord. Motie nummer 5 van het CDA-fractie stemmen we ook mee in op voorwaarde dat het 'enzovoort, enzovoort', zoals het in de motie is genoemd, wordt verwijderd en de datum van 1 januari veranderd wordt in l april. Het lijkt ons heel redelijk om het college iets meer tijd te geven om met een dergelijke nota te komen. (De heer Krol: 1 april waren wij al van plan.) Het 54 'enzovoort, enzovoort' lijkt het me ook geen probleem. Dan gaan we daar ook mee akkoord. Motie nummer 6a, voorstel van de WD-fractie om het additionele werkgelegenheidsbeleid te evalueren, zullen wij niet steunen. De wethouder is in de beantwoording heel duidelijk ingegaan op de gang van zaken rond die additionele werkgelegenheid. De suggestie om het additionele werkgelegenheidsbeleid te evalu eren heeft gestaan in het evaluatierapport minimabeleid. Dat kwam toen ook voort uit het feit dat er op dat moment nog grote onduidelijkheid was over welke geldstromen allemaal betrokken waren bij de additionele werkgelegenheid, wie waar voor verant woordelijk was, het gebrek aan cijfers ook omtrent de effecten. Het college heeft na de tijd een uitgebreide nota aan de raad voorgelegd waarin dat inzicht in grote mate wel is gegeven. Bovendien worden er in het jaarverslag, dat onlangs is ver schenen, ook heel duidelijk cijfers gegeven als het gaat om de effecten. Dat maakt het voor ons niet voor de hand liggend om op dit moment te besluiten het additionele werkgelegenheidsbe leid komend jaar te gaan evalueren. Daar komt nog bij, dat heeft de wethouder ook aangegeven, dat het hele additionele werkgelegenheidsbeleid gereorganiseerd wordt in verband met de komst van het werkfonds. Ook wat dat betreft lijkt het ons een wat onhandig moment om daar voor te kiezen. Waar we wel voor zouden zijn, is om dit in de rapportages over de effecten van het additionele werkgelegenheidsbeleid te doen, maar daar zou je dan in de commissie afspraken over kunnen maken, welke cijfers je daar precies voorgelegd zou willen krijgen. Daar zou je om een aanscherping kunnen vragen. Daar zouden wij ons prima in kunnen vinden, maar dat kan wat ons betreft ook in de commissie Motie 6b. Het zal u niet verbazen dat we er tegen zijn om die derde tranche van f 250.000,- al in 1998 te effectueren. Motie nummer 7, de verzamelmotie als het caat om het minima beleid. Het is duidelijk, en dat blijkt ook uit de eerste drie moties die wij hebben ingediend, dat we het over het doel met elkaar eens zijn, dat het ook voor ons duidelijk is dat de schuldhulpverlening verbeterd moet worden, dat het college ook met het voorstel zou moeten komen. Hetzelfde geldt voor de gemeentepas ter vervanging van het Fonds Maatschappelijk Activiteiten en voor het toepassen van de beschikbare ruimte die het rijk waarschijnlijk zal geven als het gaat om het ophogen van die 100% norm bij de kwijtschelding. Daar bestaat dus geen enkel misverstand over. Waar wij grote moeite mee hebben is met de dekking, zoals die in deze motie wordt aange geven. Voorgesteld wordt om nu al vast te stellen dat het volledige bedrag, en dat gaat in de richting van f 9 ton, persé uit het Grote Stedenbeleid te halen. Ik heb ook begrepen dat vorige week bij de behandeling in de commissie nogal wat voorstellen zijn ingediend en enthousiast is gesproken over allerlei plannen die vanuit het GSB gefinancierd zouden moeten worden. Dat betekent dus dat je heel duidelijk prioriteit toekent aan dat GSB, plus al die plannen die daarvoor liggen. Als je dan tegelijkertijd voor f 9 ton van de f 1,5 miljoen, die ter beschikking wordt gesteld, nu al een claim gaat leggen,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1996 | | pagina 28