Mevrouw De Haan (weth.)Laat ik beginnen met de kritiek die geuit is op het feit dat deze nota te lang onderweg geweest is. Ik denk dat het niet zoveel zin heeft om daarover in de ver dediging te treden. Dit heeft in het begin een poosje stil gelegen, daarna is het opgepakt en toen is er heel hard aan gewerkt. Al met al heeft het inderdaad lang geduurd. Ik kan mij voorstellen dat de raad daar kritiek op heeft. Wat dat betreft kan ik niet anders dan daar van zeggen dat ik het zelf ook jammer vind dat het langer heeft geduurd dan misschien toen strikt nodig was Wij hebben indertijd de Commissie De Haan gehad met een aantal aanbevelingen. Die heeft heel nadrukkelijk aan de hand van het Stadskantoor aangegeven waar met name de fouten zaten. Die hadden een heel sterk juridisch karakter. Ik denk dat deze nota inspeelt op de belangrijkste conclusies van de Commissie De Haan. In die zin vind ik het terecht dat deze nota ook die kant heel sterk benadert. Dat neemt niet weg dat ook in deze nota voorin staat, op bladzijde 2, dat juridische opzet alleen niet de enige basis is, belangrijk is dat daarnaast wordt onderzocht of op organisatorisch terrein voorzieningen moeten worden getroffen. Dit zal later aan de orde gesteld worden of dat dan kan worden onderzocht en zo ja in hoeverre de juridische opzet in de praktijk ook werkbaar is. Dus ook deze nota geeft zelf aan dat er naast het hele juridische verhaal ook nog wel andere kanten zijn die je ook aan de hand van de praktijk nu moet mee- evalueren en waarbij je na afloop van de evaluatie die zaken daarbij moet betrekken. Dat is ook een beetje naar de heer Brok, want ik ben het daarmee eens. Mevrouw Waanders zegt dat hij te weinig directief, te vrij blijvend. Ik heb zelf de neiging om te zeggen dat ik de nota helder vind in zijn aanbevelingen. Met die aanbevelingen kunnen wij heel goed een praktijkvoorbeeld toetsen. Als vervolgens daaruit blijkt dat het directiever zou moeten dan het nu is, dan kunnen wij dat zeggen. Waar het mij om gaat is of de aan bevelingen nu toetsbaar zijn. Dat zijn ze naar mijn idee wel. De keuze van het proefproject. Er is gekozen voor de Oldehove en niet voor het Kunstinstituut. In feite zit daar maar één argument achter. Het Kunstinstituut is gestart op het moment dat wij het verhaal van De Haan al hadden. Wij hebben bij het Kunstinstituut dus gelijk vanaf het begin gezegd dat de fouten die wij bij het Stadskantoor gemaakt hebben absoluut niet bij het Kunstinstituut gemaakt mogen worden. Dat betekent dat de hele projectorganisatie bij het Kunstinstituut getoetst is op het verhaal van De Haan, getoetst is nu ook aan de aanbevelin gen zoals die hier in zijn verwoord. Het project Kunstinstituut loopt als het goed is dus volledig volgens deze aanbevelingen. In de Commissie Welzijn zou dat project dus aan de hand van deze aanbevelingen ook getoetst kunnen worden. (Mevrouw De Bruin: In wezen is het dus al een proefprojectIn wezen is het in die zin een proefproject en zou je dus ook via de commissie, met deze nota in de hand, moeten toetsen of dat in werkelijkheid ook zo plaatsvindt. Als het goed is wordt de raad daar voortdurend over gerapporteerd en zou de raad met deze nota in de hand moeten zeggen: we zouden zus.als de raad vindt dat het verkeerd gaatDat loopt 36 Daarnaast hebben wij gezegd de Oldehove is een nieuw project dat wij ook via deze aanbevelingen zouden moeten opzetten. Dat komt in de Commissie Stadsontwikkeling aan de orde. In de Commissie Stadsontwikkeling zal men dit project moeten toetsen aan de aanbevelingen zoals die er in staan. Dus eigenlijk zou je kunnen zeggen dat beide projecten nu als praktijkgeval worden getoetst aan de aanbevelingen uit deze commissie en in beide commissies kan ook door de raad getoetst worden of dat volgens plan verloopt. Als wij dan praten over daarna een evaluatie, dan zou je heel goed - en die toezegging wil ik wel doen - daar beide projecten bij kunnen betrekken. Verder heeft mevrouw Waanders gevraagd hoe het zit met de juridische kennis, of die voldoende in huis is, enz. Wij hebben in de Commissie Middelen daar ook wel eens over gesproken en in het kader van LIS wordt ook gekeken wat de beste manier is om de juridische kennis in onze organisatie ingezet te krijgen. Moet je dat centraliseren of juist niet, hebben wij überhaupt voldoende juridische kennis of moet daar kennis bijIn het kader van LIS wordt daar naar gekeken en voor zover ik weet is er nog niet echt een heldere uitkomst. Ik ben met mevrouw Waanders van mening dat op het moment dat wij een groot project gaan draaien en wij zouden het gevoel hebben dat bij de start de juridische kennis onvoldoende zou zijn, dan zou je moeten inhuren. Dat is op dit moment denk ik niet aan de orde De heer Brok zegt dat wij andere aspecten ook mee moeten nemen, daar ben ik het mee eens, ook met name politieke verantwoorde lijkheid. Ik hoop dat dat vanuit de commissies naar de voor beeldprojecten ook mee door de raad in de gaten wordt gehouden. Dat is eigenlijk het enige dat ik er op zou willen zeggen. De heer Brok: Ik vind het heel erg belangrijk dat er op dit moment van de kant van het college onderkend wordt wat ik in mijn eerste termijn heb gezegd, want ik weet mij de nare discussies nog te herinneren vorig jaar bij het Stadskantoor toen wij het hadden over de verantwoordelijkheid van de raad of het college in de hele discussie. Ik ben blij dat wij op dit moment in ieder geval met elkaar kunnen constateren dat het zo is zoals het rapport weergeeft en zoals de WD-fractie in ieder geval ook heeft proberen weer te geven destijds bij de dis cussie De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.met inachtneming van de toezegging van de wethouder 37 1

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1996 | | pagina 19