ningen voor solitaire windturbines in het buitengebied conform
de geldende procedures van vrijstelling te blijven beoordelen
totdat een convenant als voornoemd duidelijkheid geeft over het
toekomstig te voeren beleid. Die motie wijkt het meest af van
het collegevoorstel en dient daarom als eerste in stemming te
worden gebracht
De motie van mevrouw Inberg namens de D66-fractie wordt aan
genomen met 19 tegen 16 stemmen. Voor stemden de leden van de
fracties van D66, CDA, WD en PAL/GL.
Aan de orde is de stemming over ingediend door de heer Stoker
van de GPV/RPF/SGP-fractie, mede-ondertekend door de heer
Jacobse van de NLP-fractie ter zake van de hoogte van wind
molens
De motie van de heer Stoker namens de GPV/RPF/SGP-fractie,
mede-ondertekend door de heer Jacobse van de NLP-fractie wordt
verworpen met 2 tegen 3 3 stemmen. Voor stemden de leden van de
GPV/RPF/SGP-fractie en de NLP-fractie.
Aan de orde is de stemming over punt 7.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.met inachtneming van de aangenomen
motie
Punt 8 tot en met 13 (bijlage nrs175, 176, 180, 181, 182 en
170)
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig de
voorstellen van b. en w.
Pxint 14 (bijlage nr. 191)
De Voorzitter: Aan de orde is Subsidieverordening Fonds
Cultuur
De heer Zijlstra: Als het opstellen van criteria voor cultuur
zo makkelijk was als de Tweede Kamer dit onlangs gedaan heeft
bij een extra bedrag van f 16 miljoen voor het rijkscultuur,
dan kunnen wij het ook. Dan hadden zij een bedrag van f 1
miljoen voor elke provincie beschikbaar gesteld in de regio's
noord, oost en zuid en de rest erbij om de financiële achter
stand in te lopen. Gelukkig hebben wij in Leeuwarden een steeds
beter wordend cultuuraanbod en een goede Adviesgroep Cultuur
die in de afgelopen jaren gezocht heeft naar een evenwichtige
inzet van financiële middelen voor cultuur. Na twee overgangs
jaren is er nu een voorstel voor een subsidieverordening Fonds
32
Cultuur gekomen waarbij een balans is gezocht om financiële
middelen flexibel in te zetten en een deel financiële middelen
in te zetten voor een basisaanbod. Wij kunnen ons goed vinden
in het huidige voorstel. In de commissie hebben wij echter een
voorbehoud gemaakt en dat ging met name over de duur van het
meerjarensubsidieWij willen er nogmaals op aandringen om
tijdig de contracten te evalueren zodat nieuwe contracten
bijgesteld kunnen worden en eventueel zo nodig kunnen worden
beëindigd. Want ook bij deze meerjarensubsidies moeten organi
saties steeds weer aangespoord worden tot vernieuwing en aan
passing van het veranderende cultuuraanbod. Wij gaan ervan uit
dat deze contracten op een of andere wijze ook in de commissie
worden voorgelegd. Uitgangspunt was bij de discussie van het
flexibel inzetten van het cultuurfonds steeds ook samenwerking
en gezamenlijke sponsorwerving. Wij gaan er ook van uit dat dit
aandachtspunt blijft bij de meerjarensubsidies die straks
worden afgesloten.
Verder stelt u voor om in de dienstbegroting van Welzijn een
aparte post voor alle geoormerkte gelden betreffende cultuur op
te nemen, zoals te zijnde convenantgelden, de percentagerege
ling beeldende kunst en sponsorgelden. Het fonds zou dan alleen
nog bestaan uit een jaarlijkse storting. Wij kunnen ons hierin
goed vinden, maar er moet volgens ons eerst nog iets anders
gebeuren. In de laatste vergadering van de Commissie Welzijn
kwam het college met een voorstel om onder andere de ambtelijke
ondersteuning voor de Nota Cultuur te bekostigen uit het Fonds
Cultuur. Ik wil op zich niet ingaan op het onderwerp zelf, maar
wel op het feit dat het college het mogelijk acht om f 90.000,-
voor de nota en vervolgens nog eens f 113.000,- voor beleids
voornemens uit dit fonds te halen. Dit blijkt uit het bij dit
voorstel geleverde financieel overzicht. Wij moeten er dan ook
vanuit gaan dat dit geen geoormerkte gelden voor convenant, dan
wel percentageregelingen zijn. Maar wij vragen ons wel af waar
het college dit op baseert. Bij navraag afgelopen week bij de
dienst bleek dat bijvoorbeeld de huidige stand van het fonds
redelijk verschilt met de stand van oktober. Daarnaast is en
blijft er onduidelijkheid over de nog te verwachten inkomsten
die er mogelijk zijn uit de percentageregeling. Dit pleit
eigenlijk allemaal voor, wat in de raadsbrief ook wordt voor
gesteld, een begrotingspost waarin de percentageregeling, het
convenant en overige gelden die men voor de beeldende kunst bij
elkaar krijgt in een aparte begrotingspost op te nemen. Maar
als men dat wil, moeten wij zeker alvorens wij zouden overgaan
tot uit het fonds jaarlijkse stortingen te halen, goed in kaart
brengen uit welke onderdelen de stand van dit fonds thans be
staat. Ik zou de wethouder dan ook willen vragen om in de ver
gadering van de Commissie Welzijn van december nog eens duide
lijkheid te verschaffen over de stand van het fonds en op welke
wijze die stand is opgebouwd. Dan moet er dus een onderscheid
worden gemaakt in welk onderdeel convenantgelden is en welk
onderdeel de percentageregeling, want bij de percentageregeling
worden uitgaven uit dat fonds gedaan maar komen ook inkomsten
uit dat fonds. Daarnaast zou er dan een overzicht kunnen zijn
van de jaarlijkse storting. Op die wijze, met die elementen in
de hand, zouden wij dan kunnen bepalen wat er uiteindelijk in
dit fonds nog over is aan vrij te besteden bedragen die wij
33