waardoor wij het volgende kunnen mededelen. De PAL/GL-fractie is tegen het voorstel van het college om een deel van de percentagegelden beeldende kunst aan te wenden voor ambtelijke ondersteuning. Het in 1987 door de raad gemaakte besluit ter zake dient naar onze mening gehandhaafd te worden. Dit houdt in dat de bedragen voor de beeldende kunst besteed dienen te worden voor het laten ontwerpen en uitvoeren van kunstwerken, inclusief de kosten van fundatie, transport en plaatsing, doch exclusief advieskosten en ambtelijke kosten. Kortom, de beschikbare middelen dienen ten goede te komen van de kunstenaar ter realisering van de kunstwerken. Voorts dient te worden opgemerkt dat ambtelijke kosten verband houdend met de beeldende kunstprojecten in nieuwbouwwijken ook meegerekend dienen te worden, net zoals andere ambtelijke kosten in de grondexploitatie, voor Stadsontwikkeling. Wij zijn dus tegen het voorstel van het college. De heer Terpstra: Wij zijn het eens met het vermelde in de notitie Beeldende Kunst Vormgeving 1997-2000 wat betreft het spanningsveld dat er bestaat tussen de geformuleerde voornemens om die ten uitvoer te brengen en de daarvoor beschikbare for matie. Wij zijn het echter niet eens met het dekkingsvoorstel Vandaar onder andere de vraag van de CDA-fractie waarom die formatie-uitbreiding niet ten laste te brengen was van de grondexploitatie. Wij hebben dat in de commissie meerdere malen aangegeven. Helaas moeten wij vaststellen dat in de commissie vergadering van 31 oktober jl. de wethouder niet duidelijk heeft kunnen maken waarom dat niet mogelijk was. Echter na een gesprek met de dienst is ons wel gebleken dat we met de door ons voorgestelde oplossing risico's lopen. Maar bij de motiva tie van de dienst is ons ook duidelijk geworden dat in essentie deze zelfde risico's gelopen worden waar het om het voorstel van het college gaat. Het verschil is alleen dat met ons voor stel heel duidelijk aangegeven wordt dat er een opslag is boven de één procent regeling, terwijl bij het college het in de één procent regeling zit, maar feitelijk is er geen direct ver schil Als door het college dan ook wordt afgeraden om de formatie uitbreiding ten laste te brengen van de grondexploitatie, dan kan haar eigen voorstel evenmin. Wij zullen dan ook tegen het voorstel stemmen. Er is voor ons nog een tweede en feitelijk veel belangrijker reden waarom wij tegen het collegevoorstel zijn. Het college is zelf van mening dat er weinig middelen zijn voor de beeldende kunst, namelijk alleen de convenantmiddelen en de één procent regeling. Het is naar onze mening onjuist, de heer Roekiman heeft daar ook al op gewezen, van deze beperkte middelen ook nog een percentage af te romen voor de dekking van de ambte lijke kosten. Wat dat betreft wachten wij liever het onderzoek af dat op dit moment door BMC plaatsvindt bij de Dienst Welzijn naar de werkbelasting. Bij de eventuele uitbreiding van forma tie verwachten wij dat het college mogelijkerwijs met voor stellen gaat komen. Ten slotte verbaast het ons dat de tekst van de raadsbrief niet 36 is aangepast na de laatste commissievergadering. Er wordt nog steeds gesteld in de raadsbrief dat alleen de PvdA- en PAL/GL- fractie bezwaar maakten tegen het voorstel de formatie-uitbrei ding te dekken ten laste van de één procent regeling. Als je kijkt naar het verslag van de laatste commissievergadering, dan zal je kunnen vaststellen dat de CDA-fractie aangegeven heeft dat het verslag niet juist was. Het verslag moet dan ook thans gelezen worden dat ook de CDA-fractie bezwaar heeft gemaakt van het begin af aan. De heer Zijlstra: Wij hebben de percentageregeling twee keer besproken in de Commissie Welzijn. De eerste keer hebben wij daarbij ook de notitie Evaluatie Convenant Beeldende Kunst vorming 1993-1996 besproken en de notitie Beeldende Kunst- vormgeving 1997-2000, uitgangspunten en voorstellen. In deze zeer helder beschreven notities komt in ieder geval naar voren dat voor een goede uitwerking van de percentageregeling vol doende ambtelijke ondersteuning nodig is. Het ontbreken hiervan heeft, zo bleek uit de evaluatie, een onderbesteding tot gevolg gehad, een situatie die zeker niet voor herhaling vatbaar is. In eerste instantie hebben wij aangegeven dat wij de percenta geregeling ten goede willen laten komen aan de beeldende kunstenaars. Wij vroegen ons af of binnen de huidige regel geving het toen gedane voorstel van het college mogelijk was. Daarnaast hebben wij gepleit om aanvullende ambtelijke capaci teit ten laste te brengen van de grondexploitatie. Dat het voorstel nu inderdaad ter besluitvorming voor ligt, is ten dele een beantwoording van de eerste vraag. In de motivering van dit voorstel met betrekking tot aanvullende ambtelijke capaciteit ten laste van de grondexploitatie vermeldde het college in de brief bij de Commissie Welzijn dat dit bij de thans lopende projecten niet mogelijk was, maar dat het voor een deel alleen maar een oplossing zou zijn bij grote projecten. Ik zou graag van de wethouder nog enkele argumenten willen horen waarom voor de toekomst bij grotere projecten de ambtelijke capaciteit niet ten laste van de grondexploitatie kan worden gebracht en of een regeling één procent min een percentage voor ambtelijke onder steuning niet op problemen stuit bij het Rijk. Op bladzijde 3 van de raadsbrief vermeldt het college dat zij de aankoop van losse kunstwerken open houdt, maar ook andere vormen van bestedingen mogelijk laat. Het gaat hier om kunst budgetten voor f 4.000,- of minder. Dat de mogelijkheid gaat bestaan om dergelijke relatief kleine budgetten toe te voegen aan grotere projecten heeft onze instemming, maar wij zouden het ook absoluut niet erg vinden als er regelmatig wordt gekozen voor de aankoop van losse kunstwerken. Met het huidige voorstel kan extra personeel worden ingezet en wij willen dan ook herhalen dat als dit gebeurt, wij ervan uit gaan dat de werving van het personeel intern gebeurt Wij hebben bij de behandeling ook nog eens aandacht gevraagd voor het onderhoud van kunstwerken. Wij vragen ons nu af of de wethouder nog met een voorstel komt ten aanzien van onderhoud kunstwerken in de toekomst. Wij hebben bij de behandeling van het advies van de Adviesgroep Cultuur in het college het college al eens opgeroepen om, voor 37

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1996 | | pagina 19