over aan het nadenken. Op zichzelf de inspraak, hoe het gaat met de jaarlijkse programma's, het feit dat wij dat überhaupt hebben, dat wij daar een structuur op hebben, ik denk dat dat prima verloopt. De sociale paragraaf. Ik heb het nog eens terug gelezen. Als je kijkt naar het jaarprogramma, dus wat zowel op stedelijk niveau als in schil Oost gebeurt, dan moet ik eerlijk zeggen dat ik het niet met mevrouw De Bruin eens ben dat er op het sociale gebied zo weinig in zit. Als je naar de actieplannen kijkt die er onder liggen en al die bijlagen, dan zitten er in de bij lagen, als het om het sociale beleid gaat, nog een aantal projecten die nog helemaal niet rond zijn, waar nog onderzoeken in zitten enz. Als je kijkt wat in het jaarprogramma opgenomen is, dan zijn dat niet een hele serie onderzoekjesdan zijn dat concrete projecten, ook in de sociale sfeer. Als je die twee dingen door elkaar haalt, dan snap ik de verwarring, maar als je naar het jaarprogramma kijkt wat wij uit de verschillende actieplannen hebben overgenomen, waar wij in ieder geval in 1997 mee aan de gang gaan, dan zijn dat de concrete projecten. Daar zit dat ene onderzoekje in waar mevrouw De Bruin over spreekt ten aanzien van allochtonen. Daar zou ik van willen zeggen, wat mij betreft zijn er twee dingen aan de orde en daar moeten wij verder over nadenken: willen wij een echt minder hedenbeleid gaan voeren of zeggen wij de problematiek van minderheden is een deel van het achterstandsbeleid dat je breed voert. Ik zou het liefste dat laatste willen. Dat laat onverlet dat je ten aanzien van specifieke punten waar zij achterstanden hebben specifieke maatregelen kunt nemen, bijvoorbeeld bij arbeidsmarktbeleid enz. Ten aanzien van het arbeidsmarktbeleid hebben wij laatst in de commissie vrij uitvoerig gesproken. Daar heb ik ook gezegd dat wij ten aanzien van ons eigen stuk dat wij daarin hebben alle cijfers eens op tafel moeten hebben. Ik denk dat die er zijn, het is ook toegezegd dat wij die zo snel mogelijk zullen leveren. Wat je verder aan specifieke maatregelen zou willen nemen, moeten wij een discussie over hebben. Het onderzoek wat hier in staat was bedoeld om daar enige onderbouwing aan te geven, op welke punten bij alloch tonen, pratend over participatie, zou je beleid moeten ont wikkelen. Daar is dat onderzoek voor bedoeld. Het is een aanzet om te kijken op welke specifieke punten je eventueel beleid moet ontwikkelen, omdat wij dat toch niet echt helder hebben. Ik heb begrepen dat mevrouw De Bruin vragen over dat onderwerp heeft gesteld. Daar zullen wij zo spoedig mogelijk naar kijken en misschien kunnen wij nog op de een of andere manier een soort koppeling maken en dingen tegelijkertijd meenemen. Het gaat niet om mooie woorden, bij Grote Stedenbeleid gaat het om concrete daden en met name concrete prestaties leveren. Mevrouw De Bruin: Na de beantwoording van de wethouder gaan wij akkoord met het voorstel zoals dat hier ligt. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. 54 Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 31 (bijlage nr. 199) De Voorzitter: Aan de orde is Voorstel tot verruiming van het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid met ingang van 1 januari 1997. De heer Jacobse: Het gaat mij om bladzijde 4. Ik had gehoopt dat naar aanleiding van de discussie in de commissie het ver haal wat aangepast zou zijn. Bij punt 6.2.3 Hondenbelasting staat"Voor de hondenbelasting geldt hetzelfde verhaal als voor de rioolrechten"Dat is niet correct, bij de Rioolrechten kun je zeggen dat het aantal contribuabelen dat voor kwijtschelding in aanmerking komt niet hoog zal zijn omdat het alleen geheven wordt over eigenaren. Wij gaan er dan voor het gemak even vanuit dat mensen met een minimum inkomen die hiervoor in aanmerking komen niet huis eigenaar zijn. Dat zal meestal het geval zijn en die kwijt schelding is dan vrijwel nihil. Ik wil dat verhaal wel eens nagerekend zien, maar dat is in ieder geval een verklaring. Bij de hondenbelasting hebben wij dat natuurlijk niet. Dat is gewoon het aantal mensen dat een hond bezit. Als je dat gaat omslaan over minder mensen, dan wordt het bedrag per hond groter, als je ervan uitgaat, zoals het hier staat, dat het een kostendekkende heffing is. Als je zegt dat het een belasting is en die stellen wij jaarlijks vast, wat feitelijk het geval is, dan vind ik het geen probleem. Maar als je zegt dat het een kostendekkende heffing is en je beperkt het aantal contribuan ten, dan neemt de heffing per contribuant toe. Dat is volgens mij een wet van Meden en Perzen en daar kun je zelfs als college niets aan veranderen. Dus dit klopt gewoon niet. Mevrouw De Haan (weth.)Wij hebben hier in de commissie over gesproken en ik was van plan er nog even naar te kijken, maar ik heb niet meer de tekst aangepast. Naar mijn idee gaat het hier bij verruiming van het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid op zich om het formele besluit om de verordening aan te passen, dat is het belangrijkste. Als dat besluit vanavond genomen wordt is het formele punt in ieder geval geregeld. Dat is het belangrijkste. De tekst op pagina 4 "Voor hondenbelasting geldt hetzelfde verhaal als voor de rioolrechten, ook hier is sprake van een kostendekkende heffing." Ik denk dat dat maar half waar is. Als je de kosten berekent wat wij uitgeven, dan krijgen wij aan hondenbelasting binnen wat wij aan kosten uitgeven, maar het is nooit de bedoeling geweest dat het een kostendekkend verhaal werd. Dus het is half waar, zou je kunnen zeggen. Voor de rest hebben wij volgens mij in de begrotingszitting een aantal besluiten genomen over wat wij met die hondenbelasting wilden. Die besluiten zijn naar mijn idee helder. Dan vraag ik mij af wat wij verder nog zouden moeten veranderen. Als de heer Jacobse zegt dat de tekst niet klopt, dan zeg ik dat wat mij 55

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1996 | | pagina 28