Blad 16
Verslag van de raadsvergadering van 25 augustus 1997
Onderwijs in Friesland. Van het Van Hall-instituut wisten
wij al dat de ontwikkelingen daar zorgelijk zijn, ook de
Minister van Landbouw bemoeit zich daar af en toe mee. Nu
blijkt ook de ontwikkeling bij de NHL en CHN in een wat
lichtere mate zorgelijk te zijn wat betreft de studenten
aantallen. Dat is natuurlijk in de eerste plaats zorgelijk
voor de onderwijsinstituten zelf, maar het is ook voor de
stad en de provincie zorgelijk. In de strategische plannen
van de gemeente wordt hoge prioriteit gegeven aan het hoger
onderwijs en ook aan de agri-nutri-businessDe nu plaats
vindende ontwikkelingen kunnen een streep door de rekening
van de gemeente halen. Het hoger onderwijs in Friesland,
dus Leeuwarden, moet niet in een neerwaartse spiraal te
recht komen. Een degradatie bijvoorbeeld van het Van Hall
instituut tot een lesplaats zou op alle mogelijke manieren
voorkomen moeten worden. Alle reden dus naar onze mening om
deze ontwikkelingen een halt toe te roepen.
Ervan uitgaande dat het college onze zorg deelt, wil ik
vragen welke rol het college voor zichzelf ziet weggelegd
om deze zorgelijke ontwikkeling een halt toe te roepen en
op watvoor termijn. Behalve een formeel gesprek met het be
stuur van de hogescholen afzonderlijk en gezamenlijk kan ik
mij ook voorstellen dat het College van B. en W. zijn con
tacten met het bedrijfsleven, maar ook met het provinciaal
bestuur en betrokken ministeries, aanwendt om eventuele
knelpunten te kunnen oplossen. Voor het bedrijfsleven in de
regio is het hoger onderwijs ook heel belangrijk. Wellicht
is men daar ook bereid met raad en daad te helpen.
Graag een reactie
De heer De Jong (weth.)Het college deelt de zorg die de
heer Meerdink namens de PAL/GL-fractie uitspreekt omtrent
de daling van studentenaantallen. Overigens is dat een
trend die vorig jaar al is ingezet en dit jaar doorzet. De
finitieve gegevens zijn nog niet helemaal voorhanden, de
inschrijving loopt hier en daar nog. Wij hopen dat dit nog
wat in positieve zin bijgebogen kan worden, maar dan bege
ven wij ons wat meer op het terrein van speculaties
Er zijn misschien oorzaken te geven voor die terugloop van
met name eerstejaars, want daar hebben wij het dan over.
Daarbij zou je kunnen wijzen op het feit dat wij vroeger in
deze gemeente bij de hogescholen een paar unieke opleidin
gen in den lande hadden, de retailmanagement school bij de
CHN, de Thorbecke-academie bij de NHL. Die hebben de laats
te jaren concurrentie gekregen van nieuwe opleidingen in
den lande. Dat is bewust beleid van het ministerie. Dat zou
een reden kunnen zijn.
Een andere reden is wellicht gelegen in de discussie die
gaande is omtrent de studiefinanciering. Studenten bedenken
zich alvorens zij een moeilijke studie gaan doen of dat al
lemaal wel kan. Ik denk dat het van belang is dat op vrij
Blad 17
Verslag van de raadsvergadering van 25 augustus 1997
korte termijn de colleges van bestuur, want ik denk dat
daar het primaat ligt, de heer Meerdink zegt dat ook in
zijn bijdrage, een analyse maken van wat de oorzaken zijn,
zodat er ook iets aan kan gaan gebeuren.
De gemeente heeft geen de directe rol voor wat betreft stu
dentenaantallen. Wel heben wij voortdurend overleg met de
colleges van bestuur, waarin wij met name op randvoorwaar
delijk terrein altijd onze steun aanbieden. En wij vragen
ook uitdrukkelijk aan de colleges van bestuur om ons in te
schakelen wanneer zij ons nodig hebben. Dat is vaak een
kwestie van timing. Tot nu toe doen wij dat in gezamenlijk
heid. Ik denk dat het goed is om vervolgafspraken daarom
trent te maken.
Ten aanzien van de betekenis die het hoger onderwijs voor
Leeuwarden heeft - de heer Meerdink verwijst naar Levi
2030, de dagelijkse gang van zaken, de enorme economische
impulsen die het HBO in Leeuwarden geeft - is het natuur
lijk van groot belang dat die studentenaantallen gestabili
seerd worden. Wij hebben de raad in juni een voorstel voor
gelegd omtrent structurele financiering van mede-promotie
van het HBO, waar de raad ook mee heeft ingestemd. Dat is
een instrument waarvan wij zeggen dat je er verder mee
kunt. De suggesties die de heer Meerdink geeft omtrent de
netwerken met het bedrijfsleven, provincie en andere in
stellingen, worden eigenlijk dagelijks al in onze ambtelij
ke en bestuurlijke praktijk benut. Eén voorbeeld daarvan
wil ik tot slot geven. Dat zijn onze inspanningen gezamen
lijk en eendrachtig met de provincie toen de berichten be
kend werden eind voorjaar rond het Van Hall-instituutWij
hebben daar zeer krachtig op gereageerd, zowel naar het Van
Hall-instituut zelf als naar de verantwoordelijke bewinds
lieden op Landbouw, Natuurbeheheer en VisserijHet doet
mij in ieder geval deugd dat flink wat passages, die wij
geschreven hebben in een brief aan de autoriteiten, ook te
rug te vinden zijn, bijna in letterlijke zin, in ieder ge
val in materiële zin, in de rapportage die nu voorligt 'Een
stevig Van Hall'Daar zie je toch dat die invloed in ieder
geval doorkomt.
Wat mij betreft onveranderd beleid, maar wel op korte ter
mijn overleg met de colleges van bestuur om te kijken waar
nu de analyse ligt. Ik zou het voorstel willen doen om in
de Commissie Welzijn nog eens nader van gedachten te wisse
len omtrent de gesprekken die wij voeren.
Het tweede wat ik nog zou willen zeggen is dat in het kader
van Levi 2030 wij op dit ogenblik in het college discussie
voeren om dit toch nog wat meer power te geven. Ik hoop dat
wij daar ook verder mee kunnen komen. Het is in ieder geval
één van de acht projecten, dat is bekend. Wij constateren
dat dit nog wel wat aansturing behoeft.