Blad 42
Verslag van de raadsvergadering van 19 januari 1998
worden uitgewerkt. Dat moet dan ook het plan van aanpak
worden waarbij, wat mij betreft, daar ben ik het ook hele
maal mee eens, ook nog nadrukkelijker naar een taakstelling
gekeken zou moeten worden. Als je kijkt naar het plan zoals
het er nu ligt, dan liggen er hele concrete cijfers voor de
Melkert III-aanvragen. Ik zou heel graag toe willen naar
een soort taakstelling waarbij je zegt dat als de gemeente
zich gaat bemoeien met fase 4 cliënten, wat moet leiden tot
een traject, dan willen wij (ik noem maar wat) in de komen
de twee jaar dat er zoveel trajecten tot stand zijn gekomen
voor die mensen. Ik wil dat heel graag overnemen en toezeg
gen dat bij de verder uitwerking die concrete taakstelling
ook aan de raad wordt voorgelegd, zodat wij daarover van
gedachten kunnen wisselen.
De heer Biemans
Wij hebben het hier dus niet over de totale groep uitke
ringsgerechtigden, maar alleen over de mensen die in fase 4
zijn gecategoriseerd. Ik denk dat ik helder gemaakt heb dat
zowel werk als iets anders binnen de mogelijkheden ligt.
De heer Biemans heeft gezegd dat de raad nog helemaal niet
zover is dat zij al concrete doelstellingen bij het wel
zijnsbeleid heeft. In mijn ogen is de ambtelijke organisa
tie samen met de raad op weg naar het formuleren van een
vernieuwend welzijnsbeleid. In dat kader nemen wij dit ook
mee. Mocht de raad - en ik hoop niet dat dat gebeurt - be
sluiten dat er op het terrein van welzijn helemaal niks zou
moeten veranderen, dan nog vind ik dat dit project doorgang
moet vinden en dat wij dat moeten uitwerken. Dan maar niet
in dat kader, maar wel doen.
De PvdA-fractie
Nog even de vraag wanneer je tevreden bent. Ik ben het eens
dat je dat niet alleen in getallen kunt uitdrukken, je zal
uiteindelijk de cliënt daar zelf naar moeten vragen. Het
zal moeten blijken uit een soort tevredenheidsonderzoek bij
de cliënt zelf, een cliëntvolgsysteem is daar een methode
voor. Wat wij uiteindelijk willen is de individuele benade
ring en een individuele traject, de groepsgewijze aanpak is
alleen maar om mensen te bereiken. Op het moment dat je
mensen bereikt kan je vervolgens naar het individuele tra
ject. Ik denk dat dat niet in de weg hoeft te staan. Nog
maals wat ik richting de heer Roekiman ook zei, ik zou er
voor voelen om als raad wel af te spreken te willen dat er
zoveel mensen tot een concreet traject komen. Dan moet dat
een traject zijn dat kwalitatief ook voldoet aan de eisen
van dat het met de mensen zelf tot stand moet komen, dat
het aansluit bij hun individuele mogelijkheden en wensen.
Als wij daar een taakstelling op zetten en wij halen dat,
dan ben ik ook wel tevreden.
Blad 43
Verslag van de raadsvergadering van 19 januari 1998
Wat maatschappelijk nuttig werk is, moet ik eerlijk zeggen,
is in een nota als deze heel lastig aan te geven. Tot nu
toe is het niet zoveel meer dan wat wij daarvan samen vin
den. Vroeger hadden wij in het kader van de bijstand en het
solliciteren een commissie die toetste of vrijwilligerswerk
voldeed aan de eisen om niet te hoeven solliciteren. Die
commissie is er niet meer. Maar wij zullen er in het kader
van de Wiw ook verder over moeten nadenken of daar criteria
voor aangelegd moeten worden.
Ik denk dat als het gaat om de heer De Jong en de heer Fed-
dema, die het accent leggen op maatwerk, het individuele en
het respect hebben voor de mensen, ik daarop ingegaan ben.
De heer Roekiman: De reactie van de wethouder is helder.
Zij zegt dat er een hele grote groep mensen graag aan het
werk zou willen gaan. Maar in de kadernota over onderzoek
blijkt ook dat er een net iets grotere groep helemaal niet
meer aan het werk kan. De wethouder heeft het over een
groep die wel graag wil, dan praat je over 3 6%, en de groep
die helemaal niet meer aan het werk komt, dan praten wij
over 40%. Dat is de keerzijde, dus beide is waar.
Waar het feitelijk om gaat is dat het ons als fractie niet
goed duidelijk is of de wethouder nu bedoelt dat zij komt
met de taakstelling die gericht is op maatschappelijke par
ticipatie of bedoelt zij te zeggen dat zij komt met de
taakstelling die gericht is op werk. Bedoelt zij het eerste
of het laatste? Zo niet, dan zou ik het graag bij motie als
uitspraak van de raad willen hebben.
Mevrouw De Haan (weth.)Hoe ik de taakstelling bedoel is
dat als het een politieke doelstelling is, wij als gemeente
een relatie aangaan met de cliënt, ons actief gaan bemoeien
met de cliënt en tot een traject moeten komen wat aansluit
bij de wensen en mogelijkheden van de cliënt, dat ik de
taakstelling zou willen formuleren op het aantal trajecten
wat wij dan tot stand moeten laten komen. Als wij nu 3000
hebben, dan zou je kunnen zeggen dat wij in de komende ja
ren met 1000 mensen ui.t die groep tot een traject zouden
kunnen komen. Wat dat traject dan inhoudt, of dat dan een
weg naar werk is dan wel een weg naar een andersoortige ma
nier van sociaal actief zijn, hangt dus volstrekt af van
wat de mensen daarin willen en kunnen. Ik kan dus op dit
moment niet zeggen dat van die groep fase 4 zo'n grote
groep absoluut niet kan. (De heer Roekiman: Het onderzoek
maakt toch wel uit dan 4 0% niet meer aan het werk komt, dat
staat op pagina 21 van de kadernota, dat de kans er niet
is. Natuurlijk is het een eigen interpretatie van de per
soon zelf. Als je daar vanuit gaat, zou je hard kunnen zeg
gen, desnoods een taakstelling van 25%, als je dat ten op-