Blad 4
Verslag van de raadsvergadering van 23 maart 1998
hun vaart. Daarom hebben wij gemeend, omdat het nieuwe aan-
wijsbesluit die ligplaats toe zal staan, dat het dan een
beetje raar zou zijn om nu tegen de schipper te zeggen dat
hij moet vertrekken, over een paar maanden zou hij er weer
mogen komen te liggen.
Het nieuwe aanwijsbesluit is vastgesteld door b. en w.
Daarna komt er een korte periode van inspraak. Als mevrouw
Hoeksma het niet eens is met dat aanwijsbesluit, dan zou
zij dat tijdens die inspraakperiode kenbaar kunnen maken.
Ik neem aan dat zij met haar opmerking nu kenbaar maakt dat
zij er niet mee akkoord gaat dat dit gedeelte van de Emma-
kade tot ligplaats verklaard wordt. Dus nemen wij dat mee
als een bezwaar tegen het nieuwe aanwijsbesluit. Ik denk
dat dat het handigste is.
De hoogte van de schepen die er komen te liggen. Wij hebben
met de schipper afgesproken dat hij ballast in zijn schip
zal doen, zodanig dat het lager ligt. Er is wel een bepaal
de hoogte afgesproken. Ik meende dat de boot 1.50 meter bo
ven de kade uit mag komen. Dat is een afspraak die wij ge
maakt hebben met de schipper in de vergunning die is afge
geven
Punt 2
De Voorzitter: Aan de orde is het Vragen-halfuurtje voor
raadsleden
De heer Feddema: 2 april a.s. starten de gesprekken van het
Noorden met het Kabinet inzake het plan Langman en de bij
behorende Langmangelden, de f 10,3 miljard.
De WD-fractie vindt dat het Kabinet door het instellen van
de commissie Langman hoge verwachtingen heeft gewekt. Tot
nu toe is door Den Haag slechts f 3,6 miljard toegezegd aan
het Noorden. Het Noorden kan een bijzondere rol spelen in
de nationale economie. Laten wij Den Haag vanuit het knoop
punt Leeuwarden daar nogmaals op wijzen.
Mijn concrete vraag is: wil het college zo spoedig moge
lijk, maar wel voor 2 april a.s., een brief zenden aan het
Kabinet met een afschrift aan de Tweede Kamer waarin zij
wijst op het bijzondere belang voor de Noord-Nederlandse
economie door het honoreren van de Langmanplannen en de
bijbehorende gelden?
De Voorzitter: Zoals de heer Feddema ook al zei, op 2 april
a.s. zal dat beslissende gesprek plaatsvinden, in ieder ge
val in hoofdlijnen het gesprek waarin moet duidelijk worden
of het Kabinet verder wil gaan dan het huidige aangegeven
Blad 5
Verslag van de raadsvergadering van 23 maart 1998
bedrag. In het kader daarvan hebben de betrokken organisa
ties, de landbouworganisaties, de werknemersverenigingen,
de werkgeversverenigingen, de zes betrokken kerngemeenten
die samen gewerkt hebben aan een belangrijk hoofdstuk bin
nen de Langmanrapportage van de drie noordelijke provin
cies, de drie RBA's en het Noordelijk samenwerkingsverband
sociaal economisch van de drie provincies, één ontwerp-
brief opgesteld, die komt morgen in het college. Ik ver
wacht dat bijna alle ontwerp-ondertekenaars definitief ja
zullen zeggen. Leeuwarden zal, als b. en w. daar morgen mee
instemt, daar één van zijn. Ik zou de brief kunnen voorle
zen, maar de strekking is dat wij het Kabinet dringend op
roepen om 2 april a.s. een constructief gesprek te voeren
met onze noordelijke bestuurders om dan concrete afspraken
te maken over extra financiële steun voor Noord-Nederland.
In de alinea's daaraan voorafgaand wordt nog eens opgesomd
waarom wij dat met z'n allen vinden.
Ik stel voor het college die brief mede te laten onderteke
nen. Dan is dat dus de invulling van datgene waar de heer
Feddema nu om vraagt. Het lijkt Leeuwarden goed om dat zo
gezamenlijk mogelijk te doen. Ik stel u voor dat af te
wachten
De heer DrewelIn de laatste bijeenkomst van de Commissie
Bestuur en Middelen is bij de behandeling van de leges van
de vergunningen van de Drank- en Horecawet door ons gewezen
op de hoge aanslag onroerende zaakbelastingen die de sport
en wijkverenigingen hebben ontvangen. Is dit nieuw beleid?
Wat is er eigenlijk aan de hand, hebben wij toen gevraagd.
Wij hebben daar toen onvoldoende antwoord op gekregen. Van
daar dat wij nu nog eens uitdrukkelijk aandacht vragen voor
deze materie, want het zit de sportclubs erg hoog. Zij wor
den geconfronteerd met extra lasten die door steeds minder
vrijwilligers/deelnemers moeten worden opgebracht. Wij vra
gen als gemeente ook steeds meer inzet van vrijwilligers,
op alle mogelijk terreinen. Voorbeeld, gebouwen moeten wor
den opgeknapt door vrijwilligers, het wijkbeheer en als ge
meente subsidiëren wij Melkertbanen ter ondersteuning van
het vrijwilligerswerk. Kortom, wij koesteren met z'n allen
vrijwilligerswerk. In die context willen wij als CDA-
fractie de volgende vragen stellen:
- op welke wijze denkt het college het geschetste probleem
aan te pakken en met oplossingsvoorstellen ten gunste van
de sportverenigingen en dergelijke te komen?
- op welke termijn zou dit kunnen geschieden?
De heer Brinks (weth.): Niet alleen de CDA-fractie heeft
dit soort geluiden bereikt, ook de dienst Sport en Recrea
tie kreeg deze geluiden. We keken er van op, omdat in de
begroting van Sport en Recreatie ook de onroerend zaakbe-